TEXTIELKUNST (Textiele Werkvormen voor havo/vwo)


TERUG NAAR AF  De individuele tendensen in de textielkunst, 1975 - 1981.


De nummers verwijzen naar afbeeldingen.

Binnen het spanningsveld dat ontstaat door de grensvervaging tussen de verschillende disciplines van de beeldende kunst, heeft de textielkunst zich ontwikkeld van een traditioneel, functioneel en decoratief nijverheidsgebeuren tot een volwaardig gebied binnen de beeldende kunst.

De veelheid van stijlen en stromingen na 1975, het aanbreken van het ik-tijdperk, draagt het gevaar van een toenemende onverstaanbaarheid echter met zich mee. Verdwenen zijn de massale akties en happenings, het sociale en politieke engagement in de kunst. De kunstenaar is teruggeworpen op zichzelf, op zijn persoonlijke problematiek, op zijn individuele werkelijkheid. Verdwenen zijn ook de intellectuele, de ge-ontmaterialiseerde en de anonieme vormen van conceptuele kunst.

Voor de een betekent de nieuwe romantiek van ritueel en mythe een voorbode van de toekomstige decadentie; voor de ander zijn we weer terug bij de mens. We mogen weer aan onze diepste persoonlijke emoties vormgeven. Gewoon schilderen, zonder universele boodschap of gericht op algemeen nut, kan weer. De avant-garde als stroming heeft zichzelf opgeheven op het moment dat alles kan en alles tot kunst gebombardeerd wordt.

Dit heeft opnieuw de vraag opgeroepen: wat is kunst?

Vooruitlopend op een eventuele nieuwe, universele formulering ziet het er voorlopig naar uit dat de kunstenaar deze vraag van een hoogst persoonlijk antwoord wil voorzien. De kunst als de hoogste vorm van persoonlijke, emotionele expressie; de kunstenaar weer hoog in de ivoren toren? Voorlopig in ieder geval: terug naar af.

De tendenzen van na 1975 zijn dus enerzijds te begrijpen als een reactie op de hieraan voorafgaande periode, als een "terug naar jezelf" (Abakanowicz, 142 a, b, 143 a, b; H. Boom, 148; D. DiMare, 156 a, b; L. Glashausser, 160). Anderzijds is het "terug naar af" op te vatten als een onderzoek naar de wortels van de textiel; zowel naar de gebruikswaarde als naar de meer symbolische achtergronden van textielgedrag (Piewka-Smidt, 145; S. Hieks, 150151 a, b, c). Het kan ook leiden naar het uitdiepen van het ambacht: het handgeschepte papier, het zelfgemaakte vilt, het zich intens bezighouden met traditionele of praktisch verloren gegane technieken (145, 147, 149, 152, 156 a, b, 157 a, b, 160). Enkele kunstenaars houden zich bezig met het oproepen van een soort oerbeeld van de mens. De mentaliteit van waaruit dit werk ontstaat, kan niet afgedaan worden met een verwijzing naar nostalgie, een irrationele hang naar het geïdealiseerde verleden. Het is meer een poging tot het vasthouden van essentiële elementen van de menselijke beschaving. Het werk van M. Abakanowicz en dat van U. Piewka-Srnidt is hiervan een duidelijke illustratie. Opvallend is de verwantschap met kunstenaars als J. Kounellis en J. Beuys, met het werk van de z.g. Jonge Italianen en met richtingen als "Spurensicherung".

(144, 146, 153, 154, 155, 158, 159)

Deze aktiviteiten zijn maar moeilijk in de hokjes van de verschillende disciplines onder te brengen. Het materiaal waarmee gewerkt wordt en de manier waarop, blijft voor de kunsthistoricus of criticus vaak het enige houvast om tot een beschrijving of classificatie te komen. Het in de vakliteratuur, de kunstkritiek en in catalogi veel gebruikte "mixed media'' of "persoonlijke techniek" spreekt in dit verband boekdelen. In werkelijkheid ligt de essentie van het werk in de mentaliteit en de spanning, waarmee een persoonlijke inhoud op individuele wijze vorm krijgt.

Pas op de plaats.

Dit overzicht van 5000 jaar textielvormgeving wordt afgesloten met een beknopte inventarisatie van de 1Oe internationale Biennale van de textielkunst in Lausanne (1981).

Deze tentoonstelling, die een overzicht had kunnen zijn van de ontwikkeling van twintig jaar textielkunst, bleek een onbevredigende pas op de plaats.

Hoewel de exposanten van de 8e en 9e Biennale geen werk mochten inzenden, dit om te voorkomen dat de tentoonstelling een soort "salon'' zou worden van de grote, gerenommeerde namen, bleek dat de jonge generatie kunstenaars teveel doorgeborduurd had op de verworvenheden en de experimenten van de afgelopen tien jaar, zonder dat er gesproken kon worden van een verrassend of nieuw perspectief. Bezwaarlijk hoeft deze ontwikkeling niet te zijn. Zij kan leiden tot verdieping van en bezinning op de uitgangspunten van het werken met textiel. Jammer genoeg gaf het geëxposeerde werk maar zelden aanleiding tot een dergelijke constatering.

Een pas op de plaats geeft de geïnteresseerde toeschouwer in ieder geval een adempauze, een mogelijkheid om de zaken op een rijtje te zetten. Immers, de dynamische ontwikkeling van de textielkunst van de afgelopen honderd jaar en de stroomversnelling van de laatste twintig jaar doen vermoeden dat de pas op de plaats wel eens de stilte voor de storm kan betekenen.


Een uitgave van de Stichting Bevordering Leermiddelen Expressievakken. Samenstelling M Houtzager- van Wijngaarden Prinsenbeek 1982