
|
1.Het theater van Epidaurus, oorspronkelijk gebouwd
begin 3de eeuw voor onze jaartelling.
De ligging van het Griekse theater in het landschap
maakt gebruik van de natuurlijke helling, waarmee een ongelooflijke
akoestiek wordt bereikt. De capaciteit van dit theater is 12.000
toehoorders. Hieruit valt op te maken dat hier gegeven voorstellingen
voor de gehele bevolking waren bedoeld. De Romeinen pasten in hun
theaters zonodig een ondersteuning onder de rijen zitplaatsen toe met
een stelsel van gangen en steunbogen.
Aanbiedingstekst
p. 18~19
Bronnenbundel
p. 18‑21 |

|
2.Vincenzo Scamozzi (Vicenza 1552 ‑ Venetië 1616)
Detail
van de decorwand van het Teatro Olimpico in Vicenza, 1580‑84
Het theater zelf werd gebouwd door Andrea Palladio;
de achterwand door Vincenzo Scamozzi. Deze wand vormt een vast decor met
een suggestief schijnperspectief (vergelijk de plattegrond,
Aanbiedingstekst p. 20)
Aanbiedingstekst
p. 19
Bronnenbundel
p. 25~27 |

|
3.Paris
Bordone (Treviso 1500 ‑ Venetië 1571)
Bathseba in het bad, 1545
olieverf,
231 x 214, Keulen, Wallraf~Richartz Museum
Dit schilderij van de niet zo erg bekende schilder
Bordone laat zien hoe de geschilderde decorwanden zoals Serlio die
beschrijft, regelrecht uit de schilderkunst van die tijd stammen.
Aanbiedingstekst
p. 19
Bronnenbundel
p. 21‑25 |
 |
4.
Giovanni Battista Aleotti (Argenta ca 1546 ‑ Ferrara (1636)
Teatro
Farnese, Parma, 1617‑1628
Deze theaterzaal bouwt voort op die van het Teatro
Olimpico. De zaal is verlengd tot een U‑vormige plattegrond en de
colonnadewand boven de toeschouwersrijen is verdubbeld. In zulke
theaters moet men zich de toneelmachinerieën denken, die Nicola
Sabbattini in zijn boek beschrijft.
Aanbiedingstekst
p. 20
Bronnenbundel
p. 27‑28 |
 |
5.
Vincenzo Scamozzi (Vicenza 1552 ‑ Venetië 1616) Theater
van Sabbioneta, 1588‑90
Dezelfde architect, die het vaste toneeldecor van
het Teatro Olimpico ontwierp, bouwde niet lang daarna voor Hertog
Vespasiano Gonzaga dit theater in een meer maniëristische stijl. De
zaal heeft bescheiden afmetingen en de toeschouwersrijen beslaan een
halve cirkel. Erboven is een colonnadewand met standbeelden, die veel
gelijkenis vertoont met die van het Teatro Olimpico. |
 |
6. Charles Garnier (Parijs 1825 ‑ Parijs 1898)
Het trappenhuis van de opera in Parijs, 1861‑1875
De ruimtelijke werking en het feestelijk karakter
van het centrale ontmoetingspunt van het operagebouw, de grote trap,
komen door de verlichting extra tot hun recht.
Aanbiedingstekst p. 5~7, p. 21‑23
Bronnenbundel p. 32‑35, p. 37‑38 |
 |
7.
Detail met kandelaber in
het trappenhuis van de opera |
 |
8.Jean‑Baptiste
Carpeaux (Valenciennes 1827 ~ Asnières 1875)
La
Danse, 1869. Gevelsculptuur aan het operagebouw in Parijs
Hoewel het nu moeilijk voorstelbaar is, viel dit
beeld indertijd buiten de kaders, die passend werden geacht voor de
decoratie van een zo verheven gebouw als de opera.
Aanbiedingstekst
p. 24~25
Bronnenbundel
p. 36‑37 |
 |
9.W.
Holzbauer en C. Dam,
Muziektheater
in Amsterdam, voltooid in 1986
Voordat dit theater annex stadhuis in 1986 zijn
deuren opende, zijn er veel stormachtige polemieken gevoerd. Aan het
uiteindelijke ontwerp van het muziektheatergedeelte, lag het oude plan
van Ir Bijvoet en Prof. Holt ten grondslag.
Aanbiedingstekst
p. 25‑27
Bronnenbundel
p. 38‑44 |

|
10.W.
Holzbauer en C. Dam,
Muziektheater
in Amsterdam, voltooid in 1986
Foyer
van het muziektheater, 1986
Bij de zogenaamde 'trappenwaterval' van het
muziektheater werden kosten nog moeite gespaard om er een feestelijk
karakter aan te verlenen. Op de onpraktische kanten, bijvoorbeeld de
kleur van de vloerbedekking, werd minder gelet. De aankleding van het
Muziektheater strekt zich ook uit tot de speciaal ontworpen kleding van
het personeel.
Bronnenbundel
p. 45‑46 |