Zoeken naar cultuur in Nederland
 
  Reis door cultuur in Nederland
 
  over cultuurwijs abonneer
 
home
terug
opnieuw zoeken
opnieuw zoeken

Scheepsjournalen als weerbericht

Scheepsjournalen uit de archieven van de vroegere Europese zeemogendheden moeten helpen vragen te beantwoorden over het weer. Is het weer van nu veel anders dan 200 jaar gelden?

Bladzij uit het scheepsjournaal van het schip de Noord Beveland dat in 1758 van Middelburg naar Batavia zeilt. Op de ene pagina staaat een tekening van het konvooi waar de Noord Beveland deel van uitmaakte en op de andere pagina een 'gewoon' gedeelte uit het scheepsjournaal.

Sinds de dagen van Columbus houden zeelieden logboeken bij waarin ze dagelijks rapporteren over het weer en de omstandigheden op zee. De waarnemingen in deze scheepsjournalen waren in de eerste plaats bedoeld als hulpmiddel bij de navigatie. Vooral op volle zee, wanneer men geen land meer kon zien, vervulden de weerelementen een belangrijke rol bij de positiebepaling van het schip.
Tijdens iedere wacht schreven de officieren over de koers van het schip, over de afstand die het schip had afgelegd, en over de windrichting en windkracht. Dit laatste gebeurde niet volgens de meetmethoden die wij tegenwoordig hanteren. De maat voor de windkracht werd bijvoorbeeld 'koelte' genoemd en was het aantal zeilen dat je op je schip kon voeren. Wat nu windkracht 6 heet, stond in die dagen bekend als 'digt gereefde marszeilskoelte'.
Naast de beschrijving van de wind vind je ook andere weersverschijnselen in de scheepsjournalen of scheepslogboeken: een heldere lucht, een dik verstopte lucht, regen, mist, de toestand van de zee. Ook zijn er indirecte aanwijzingen over het weer te vinden. Was het dorstig, warm weer? Raakte het water snel op?
Zo schreef kapitein Daniel Pruijmelaar van het snauwschip D'Eenigheijd op 22 september 1763 in zijn logboek: "Gaf ¼ pond spek de man voor rantsoen in plaats van stokvis om t water uijt te winnen". Het schip, een slavenhaler uit Middelburg, voer toen langs de Canarische Eilanden en zou pas in de Bocht van Guinee (ongeveer een week later) vers water in kunnen nemen.

Een tekening van de rede van St. Eustacius

Naast aantekeningen over het weer kun je in de scheepsjournalen ook lezen wat de matrozen zagen, peilden of gisten. "Sagen het vuur van de Meeuwesteen, noord ten oosten van ons, na gissing 5 mijl" [Bedoeld wordt de vuurtoren van Eddystone, een plaats op de Zuidengelse kust, FB.]. Wat de bemanning vanaf hun uitkijkposten zag, vergeleken ze met tekeningen en beschrijvingen van kusten in zeeboeken en kaarten die ze bij zich hadden. Zo wisten ze waar het schip zich bevond. De kleur van het water, de diepte van de zee, de gesteldheid van de bodem ("swarte moddergrond"); alles had een betekenis voor de zeeman uit het verleden.

Ook het leven aan boord wordt beschreven. In de logboeken zijn vermeldingen te vinden over vechtpartijen, scheepsjongens die in de boeien worden geslagen, manschappen die overlijden en vervolgens overboord worden gezet, scheepslui die zelf overboord springen en zelfs over vliegende vissen en drijvende lijken.

Een groot aantal onderzoekers is op dit moment bezig om de weersinformatie uit honderden oude scheepsjournalen te verzamelen. Hiermee hopen ze een goed beeld te krijgen van het klimaat in de periode tussen 1750 en 1850, wat weer kan helpen om voorspellingen te doen over het weer van nu.

Florie Barnhoorn

Dit artikel is geschreven naar aanleiding van een internationaal onderzoek naar scheepsjournaals, het zogenaamde CLIWOC-project.



 
Instelling:
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
 
Publicatiedatum:
3 september 2003