In sommige streken van Nederland maken kinderen voor deze zondag nog altijd een palmpaasstok. Dit is een met kleurig papier en slingers versierde stok waaraan snoepgoed en fruit bungelt. Bovenop de stok wordt een haantje van brood geprikt. De kinderen dragen hun palmpaasstok daarna mee in een kleine optocht.
Tot ongeveer 30 jaar geleden was deze zondag voor heel veel Nederlanders belangrijk. Het was het begin van de Goede Week. Palmzondag of Palmpasen, is de laatste zondag vóór Pasen en de start van die week. Het is een uitbundig feest en staat als zodanig in schril contrast met Goede Vrijdag, dat een dag van rouw is.
De vier evangelisten (Matteüs 21, 1-11; Marcus 11, 1-10; Lucas 19, 29-44; Johannes 12, 12-19) getuigen hoe Jezus in Jeruzalem, de beloofde stad van God, als een koning werd ingehaald. Maar dan als een ongewone koning: gezeten op een ezeltje en zonder leger, een koning van de gewone mensen, die dan ook in groten getale uitliepen. Ze zwaaiden met palmtakken, riepen "Hosanna, de zoon van David!" en legden kleren en doeken op de weg, als een loper voor hem uit. David was een beroemde koning geweest. Veel verhalen over hem staan in de bijbel, in het Oude Testament. De mensen zagen Jezus als de opvolger van die koning.
Uit het feit dat alle vier de evangelisten over deze intocht schrijven kan in ieder geval geconcludeerd worden dat ze het als een heel belangrijke gebeurtenis hebben ervaren. Als herinnering daaraan worden in de kerkdienst buxustakjes gezegend en aan de kerkgangers uitgedeeld. Die kunnen ze mee naar huis nemen om te bewaren, bij voorbeeld achter het kruisbeeld. Bijna een jaar later, op Aswoensdag, worden de takjes weer meegenomen naar de kerk. Daar worden ze verbrand en de as daarvan wordt gebruikt voor het askruisje. Zo wordt het jaar 'rond' gemaakt.
Anite Haverkamp
