Zoeken naar cultuur in Nederland
 
  Reis door cultuur in Nederland
 
  over cultuurwijs abonneer
 
home
terug
opnieuw zoeken
opnieuw zoeken

Over het schrijven van dagboeken

Soms rekenen dagboekschrijvers erop dat hun pennenvruchten anderen later onder ogen zullen komen. Vooral het nageslacht heeft belangstelling voor dagelijkse voorvallen uit het grijze verleden.
Een man schrijvend aan zijn lessenaar (detail), Jan Ekels II, 1784, olieverf op paneel, 51,5 x 39,5 cm, Rijksmuseum Amsterdam

Veel mensen beginnen aan een dagboek, vooral veel pubers, maar weinigen houden het vol. Daar bestaan goede redenen voor: een dagboek vraagt tijd, regelmaat, doorzettingsvermogen en meestal een behoefte aan bezinning. Niet iedereen kan dat opbrengen. De Franse schrijver Stendhal stuitte al op de paradox dat wie alles wil vastleggen, geen tijd overhoudt om iets mee te maken.

Reumatische stoffen

Dagboeken bevatten vaak verzuchtingen van auteurs over gebrek aan motivatie en discipline. De latere staatsman Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834) vond in juni 1807 voor zichzelf banale redenen om te stoppen en even banale om weer door te gaan: "Tweede onderbreking van mijn dagboek. Eigenlijk heb ik nooit echt zin gehad om het bij te houden. Mijn vrouw en kinderen, mijn huishouden en mijn zaken hebben al mijn tijd opgeslokt. Bovendien heb ik acht dagen koorts gehad en zonder een braakmiddel dat mij verloste van een overmaat aan gal, zou ik ernstig ziek zijn geworden. Op dit moment is het winters koud door een noordenwind beladen met reumatische stoffen, en in plaats van te gaan wandelen neem ik de pen maar op."

Latere geslachten
Gewoonte of behoefte? Sommige dagboekschrijvers raken er aan gehecht over de wereld en zichzelf na te denken. Bij de politicus Willem Hendrik de Beaufort (1845-1918) speelt ook mee dat hij zichzelf ervaart als deel van de geschiedenis en belangrijke gebeurtenissen wil vastleggen. Wanneer hij in 1894 zijn rol in een belangrijke politieke crisis beschrijft, begint hij met de mededeling: "Het gewicht van het oogenblik noopt mij om een en ander op te schrijven, tot naricht voor mijzelve in de toekomst en voor mijne kinderen." En niet alleen voor hen: uit een andere aantekening blijkt dat hij ook voor "de latere geslachten" schreef.

Gestrand
Historisch bewustzijn kan de dagboekschrijver zelfs verleiden tot speculaties over de behoeften van toekomstige historici. De vooraanstaande zakenman O.C.A. van Lidth de Jeude (1881-1952), bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog gestrand in Engeland, begint een dagboek om zijn belevenissen voor zijn gezin op te tekenen. Toch merkt hij al in zijn inleiding op: "Meestal vindt men de gebeurtenissen, op het oogenblik dat men ze beleeft, niet zóó belangrijk dat het de moeite waard wordt geacht, daarvan aanteekening te houden. Later krijgen deze aanteekeningen meer betekenis en vooral het nageslacht heeft belangstelling voor dagelijksche voorvallen uit het grijze verleden." Zelf schrijft hij in vijf oorlogsjaren elf cahiers van elk 285 bladzijden vol.
Van Hogendorp zou het misschien niet hebben verwacht, maar De Beaufort en Van Lidth de Jeude hebben gelijk gekregen: hun dagboeknotities vullen samen bijna 3.200 bladzijden van de Rijks Geschiedkundige Publicatiën.

Hans de Valk

 

Internet
Dit artikel is afkomstig van de jubileumkrant van het Instituut voor Nederlandse geschiedenis, Tijding.
Lees meer over bovengenoemde publicaties van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis:
G.K. van Hogendorp, Journal dAdrichem (1806-1809) en Journal de La Haye (1810-1813)
Dagboeken en aantekeningen van Willem Hendrik de Beaufort 1874-1918 (2 delen)
Londense dagboeken van jhr. ir. O.C.A. van Lidth de Jeude 1940-1945 (2 banden)

 



 
Instelling:
Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
 
Publicatiedatum:
3 september 2003