Zoeken naar cultuur in Nederland
 
  Reis door cultuur in Nederland
 
  over cultuurwijs abonneer
 
home
terug
opnieuw zoeken
opnieuw zoeken

De keuken

Het volksbuurtmuseum Wijk C te Utrecht verzamelt onder andere documenten en verhalen, die te maken hebben met het leven in de Utrechtse volksbuurt Wijk C in de 19de en 20de eeuw, zoals bijvoorbeeld over het koken en de keuken.

Mevr. Schoonheid schilt aardappelen voor haar huis in de Bergstraat (1935) 
Mevr. Schoonheid schilt aardappelen voor haar huis in de Bergstraat (fotoarchief VBM, 1935)

Koken in de woonkamer
De meeste huizen in Wijk C waren zo klein dat er geen plek was voor een echte keuken. Koken gebeurde gewoon in de woonkamer. Daar stond het fornuis dat ook dienst deed als kachel. Het was vaak een groot fornuis met bovenop gaten die waren afgedekt met ringen en een plaatje, waarmee de gaten verkleind konden worden. Daar stonden de pannen op. Als je er een ring afhaalde, werd het eten in de pan veel sneller warm, maar brandde ook sneller aan. 's Avonds was het meestal schuren geblazen, want de onderkant van de pannen werd pikzwart van het roet.
In de zomer, als de kachel niet brandde, werd op een klein gas- of petroleumstelletje gekookt. In sommige huizen was een extra nis of een uitbouw, die als kookplek werd gebruikt. 
"We hadden een klein pottenkastje en daarboven was het aanrecht. Daar stond het petroleum- of gasstel op. Maar we hadden geen gootsteen, geen kraan en geen afvoer. Het kraantje zat in de gang", herinnert zich een oud-bewoonster van de wijk.

Wat schaft de pot?
Een groot deel van de Wijk C-ers had het niet breed. Er was wel genoeg geld om elke dag eten op tafel te zetten, maar de maaltijden die gekookt werden, waren eenvoudig. Veel stamppotten, aardappels met groenten en wat vet. Soms met een 'lawaaisausje' van mosterd en water. De groenten die gegeten werden, waren voornamelijk wortels en koolsoorten en in de zomer boontjes. Vlees kwam in de meeste gezinnen maar één of twee keer per week op tafel: op woensdag en zondag een doorregen runderlapje of afsnijdsels (restjes vlees en vleeswaren).
"Ik zag er een beetje slecht uit, altijd erg bleek. Dan moest ik van mijn moeder naar de slager op de Voorstraat - niet in de wijk want daar schaamde ze zich voor - om afsnijdsels te halen. En dan deed die slager er altijd een stukje extra voor mij erbij. Dan had je voor een kwartje restjes spek, rundvlees en reuzel", aldus een oud-bewoonster.
Vis werd veel gegeten. Die was niet duur en was volop in de wijk te koop bij de vele venters, die er met handkarren op uit trokken om hun waar te verkopen. Op brood aten de mensen reuzel met stroop en soms een beetje boter of margarine...


Afkomstig uit Met de camera door Wijk C - De jaren twintig en dertig in woord en beeld, geschreven door Bregje van Gend, uitgave De Plantage, Utrecht, 1999 en bewerkt voor publicatie op internet door Dick Goosen. 



 
Instelling:
Stichting Volksbuurtmuseum Wijk C