zoeken
mail a friend








De zee geeft, de zee neemt

Vele smartlappen en toneelstukken gebruikten het onderwerp als inspiratie. Het gaat dan meestal om al dan niet met man en muis- vergane schepen. Maar er is meer. Langs de kust blijkt een aanzienlijke hoeveelheid verdronken cultuurgoed te liggen. Twee voorbeelden uit de Romeinse tijd worden in dit artikel beschreven.

Oorzaken
Ongeveer 10.000 jaar geleden, aan het eind van de laatste IJstijd, steeg de zeespiegel en liep het tot dan toe droge continentale plat tussen ons land en Engeland onder water.  De Noordzee eerst als moeras, dan als zee- dwong de jagers-verzamelaars en de dieren rond 7000 v. Chr. een droger leefgebied zoeken. De sporen die zij achterlieten komen nu soms uit de zee tevoorschijn. Musea herbergen nog talrijke benen werktuigen en botmateriaal; uit zee opgevist, aangespoeld na storm, of gevonden in opgespoten zand (zoals de Maasvlakte).

Zeeën blijken niet alleen eb en vloed te kennen. Perioden van verhevigde zee-activiteit (transgressie) worden afgewisseld door rustiger tijden (regressie). De transgressiefasen, die honderden jaren kunnen duren, leveren de meeste schade op aan de kustgebieden (kustafslag). Ooit geweten dat tot de Late Middeleeuwen (ca. 1250-1500 n. Chr.) de kust van Noord-Holland doorliep naar Texel? Of dat Noord-Holland en Friesland tot in de Romeinse tijd (ca. 0-500 n. Chr.) nog een directe verbinding hadden?


Schilderij van de Brittenburg

Anoniem schilderij van de Brittenburg, ca. 1581 (foto: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden). Op het schilderij is de vierkante plattegrond van de Brittenburg weergegeven. Hoeveel van deze afbeelding op waarheid berust, is onduidelijk. Feit is dat een Romeins fort nooit van halfronde torens is voorzien. Ook de binnenmuren zijn on-Romeins te noemen. Het perspectief en de diverse afmetingen van vondsten en landschapselementen wisselen. Het schilderij lijkt een samenstelling van losse onderdelen.

De Brittenburg
Door de zee-activiteit kwamen in 1520 muurresten van het Romeinse grensfort de Brittenburg (in 1401 zo genoemd) tevoorschijn op het strand bij Katwijk. Een gravure uit 1581 en een anoniem schilderij uit dezelfde tijd laten een merkwaardig gebouw zien dat meer lijkt op een Middeleeuwse kasteeltoren op een heuvel (mottekasteel), dan op een Romeins fort. De resten vielen regelmatig droog en de bevolking haalde tufsteen, Romeins vaatwerk en munten tevoorschijn. Althans, dat zeiden ze. Veel Romeins materiaal bleek later afkomstig uit het naburige Roomburg. De precieze locatie in zee is nog altijd onduidelijk en onderwerp voor discussie*.Toch geven de (amateur)archeologen * het niet op.

 Nehelennia altaar

Nehalennia-altaar (foto: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden). De inheemse godin is op afbeeldingen dikwijls voorzien van vaste symbolen. De mand met vruchten geeft aan dat zij een vruchtbaarheidsgodin was; de hond karakteriseert haar als beschermvrouwe van huis en haard en later verbeeldde de voorsteven van een schip haar functie als behoedster van de zeelieden. Op sommige altaren heeft ze zelfs een scheepsroer in de hand.

Nehalennia
In 1647 werd na een storm op het strand van Domburg een tempel uit de Romeinse tijd ontdekt voor de inheemse godin Nehalennia*. Ongeveer 40 altaren werden daar gevonden en ze gingen in 1848, op een enkeling na, verloren bij een brand. Een dikke eeuw later (in 1970 en 1971) worden ca. 200 altaren van een ander Nehalennia-heiligdom opgevist bij Colijnsplaat. Dit heiligdom is waarschijnlijk tussen 200 300 n. Chr. door het water verwoest. De altaren werden door handelaren en zeelieden geschonken na afloop van een behouden vaart. Dit blijkt uit de inscripties, die besluiten met de uitspraak V(otum) S(olvit) L(ibens) M(erito), wat wil zeggen dat de bewuste persoon ´zijn belofte heeft ingelost, gaarne en met reden´. Het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden huisvest de grootste collectie Nehalennia-altaren in ons land.

De charme van verdronken cultuurgoed ligt grotendeels in het toeval van de (her)ontdekking en de volksverhalen die de niet direct begrepen zaken´verduidelijken´. En dat ook die vaak de moeite waard zijn, blijkt bijvoorbeeld uit het in 1570 verdronken land van Saeftinghe in Zeeuws-Vlaanderen.

Monique Ras-Deege

Zie ook


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
20 december 2004