zoeken
mail a friend








Joodse vluchtelingen in de 17de-eeuwse Republiek

'In deze zeer bloeiende republiek en in deze voortreffelijke stad leven alle mensen, van welke natie of secte ook, met de hoogste eensgezindheid samen.' Met deze lofzang op met name Amsterdam, pleit filosoof Benedictus de Spinoza voor een onvoorwaardelijke vrijheid van meningsuiting. Spinoza, in 1632 in Amsterdam geboren, is een van de vele invloedrijke nakomelingen van joden die om hun geloofsovertuiging uit Spanje en Portugal vluchtten.

© foto Rijksmuseum Amsterdam 
Interieur van de Portugese synagoge te Amsterdam tijdens een joodse dienst. Op de voorgrond een groep toeschouwers met kinderen en honden. Emanuel de Witte, 1680 (Collectie Rijksmuseum Amsterdam)

Godsdienstvrijheid
Na de geslaagde opstand tegen het Spaanse, katholieke regime werd in de Republiek der Verenigde Nederlanden vrijheid van godsdienst nagestreefd. Niemand kon om zijn geloof worden vervolgd, zo werd in de Unie van Utrecht (1579) vastgelegd. Hoewel hiermee in principe geen joden* werden bedoeld, golden de besluiten uiteindelijk ook voor hen. De vrijheden die joden in de Republiek genoten, hadden zij bijna nergens anders in Europa. Zo mochten zij vrij huwen en kapitaal verwerven en waren zij niet verplicht een jodenteken te dragen of in een getto te wonen. En misschien wel het belangrijkste was dat zij er niet werden onderworpen aan de terreur van een Inquisitie.

Hoogstwaarschijnlijk waren dit, naast de relatieve welvaart, belangrijke redenen voor Sefardische joden om zich vanaf het eind van de zestiende eeuw in de Republiek te vestigen. Deze nakomelingen van Spaanse en Portugese joden kwamen als kooplieden naar het Noorden. Hun voorouders in het Spanje van 1492 werden onder druk van de Inquisitie gedwongen zich te bekeren of anders het land te verlaten. Velen van hen vluchtten naar Portugal waar ze in 1497 alsnog gedwongen werden gedoopt. Toen ook hier een Inquisitie werd ingesteld die de nieuwe christenen of Marranen, die in het geheim vaak het joodse geloof bleven belijden, op de hielen zaten, vluchtten velen naar onder andere Brazilië en Frankrijk. Door de relatieve vrijheid werd later ook de Republiek een aantrekkelijke vestigingsplaats.

Deze immigranten waren van groot belang voor de economische en culturele ontwikkeling van de Republiek. Uit de gemeente kwamen rabbijnen, geleerden, kunstenaars, denkers, bankiers en stichters en beheerders van belangrijke internationale handelshuizen voort.

 
Omstreden
Een van hen was Spinoza*. Een kritisch denker die in Amsterdam in het midden van de zeventiende eeuw ruime mogelijkheden vond om zichzelf te ontplooien. Zo vonden de ideeën van de in Amsterdam wonende Descartes* bij hem een vruchtbare bodem. In 1656 wordt Spinoza om zijn ideeën officieel verbannen uit de joodse gemeenschap waarin hij was opgegroeid. Hij verlaat Amsterdam en woont* achtereenvolgens in Rijnsburg, Voorburg en Den Haag. De vrienden die hij in de loop der tijd had gemaakt onder bijvoorbeeld de vrijzinnige collegianten*, onderhielden hem en maakten het mogelijk dat zijn geestelijke ontwikkeling zich krachtig voortzette. Al snel werd hij degene die wist te verwoorden wat in deze Amsterdamse kring omging. Hierdoor zette hij duidelijk een stempel op de filosofie die bij de nieuwe wetenschap (wis- en natuurkunde, astronomie en scheikunde, taalwetenschap en geneeskunde) paste.

Bekend zijn onder meer zijn geschriften*: Tractatus theologico-politicus; Tractatus de Intellectus Emendatione;Korte Verhandeling van God, de Mensch en deszelfs Welstand; zijn bewerking van Descartes Principia Philosophiae, maar vooral zijn hoofdwerk Ethica. Prominenten uit zijn tijd als Jan de Witt en Huijgens behoorden tot zijn bewonderaars. Geleerden uit binnen- en buitenland kwamen hem opzoeken. Maar hij had ook veel vijanden. Zo zagen dogmatische calvinisten en Oranjegezinden in hem een atheïst en een gevaar voor staat en volk. Zijn aanval op het gezag van de bijbel* en de macht van predikanten sterkte zijn tegenstanders in die mening. In die tijd werd dan ook het scheldwoord spinozist gebruikt voor iemand die van atheïsme werd verdacht.

Hanneke Prins

Zie ook


Lees tips

  • R.G. Fuks-Mansfeld, De Sefardim in Amsterdam tot 1795. Aspecten van een joodse minderheid in een Hollandse stad, Hilversum 1989.
  • Benedictus de Spinoza, Hoofdstukken uit de politieke verhandeling, Ingeleid, vertaald en van commentaar voorzien door W.N.A. Klever, Meppel en Amsterdam 1985, 1989.
  • J.G. van Dillen, Vreemdelingen te Amsterdam in de eerste helft van de 17e eeuw, in: Tijdschrift voor geschiedenis 50 (1935)1, pag. 4 35.
  • Dr. Jaap Meijer, Zij lieten hun sporen achter. Joodse bijdragen tot de Nederlandse beschaving, Utrecht 1964.
  • Jan Stoutenbeek & Paul Vigeveno, Joods Nederland. Een cultuurhistorische gids, Amsterdam 1989.

 


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
20 december 2004