zoeken
mail a friend








Lopen over het land

Een 'misdrijf' uit een voorbij verleden
In 2000 is landloperij uit het Wetboek voor Strafrecht geschrapt. Daarmee kwam een einde aan een vervolgingspraktijk die eeuwen oud was.

Het verbod
De tijd dat autoriteiten moeite hadden met mensen die zonder geld of eten op zak door het land trokken, begon in de late Middeleeuwen. Om greep op die zwervende bevolkingsgroep te krijgen, werden door plaatselijke overheden tal van verboden en strafmaatregelen uitgevaardigd.

Ook marskramers werden vroeger regelmatig opgepakt voor landloperij.
Detail uit: Jheronimus Bosch, Marskramer, ca 1494 of later,
Olieverf op eiken paneel, 71 x 70,6 cm, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam


Toen ons land in de vroege 19de eeuw zijn eerste nationale Wetboek van Strafrecht kreeg (al heette dat toen nog anders), werd landloperij daarin als misdrijf opgenomen. Puur het feit dat iemand zonder bestaansmiddelen rondzwierf, was genoeg grond voor een veroordeling. Want wie sterk genoeg was om rond te trekken, was ook sterk genoeg om te werken. Wie dat 'weigerde', werd als een last en bedreiging voor de samenleving beschouwd en kon preventief opgepakt worden. 

Sociale achtergronden
Het verbod op landloperij was in feite een miskenning van de situatie dat er voor veel mensen simpelweg geen vast werk te vinden was. Zeker in de eerste helft van de negentiende eeuw stond Nederland er economisch gezien slecht voor.
In steden vormden liefdadigheidsinstellingen een sociaal vangnet voor de 'eigen' armen, al was dat vangnet niet erg sterk. Werklozen van buiten de stad waren echter niet welkom. Vaak trokken zij noodgedwongen rond, op zoek naar een 'heitje voor een karweitje'. Bij boerderijen maakte men nog wel eens kans op een maaltijd of wat centen in ruil voor een paar uur werk. Mannen, vrouwen en kinderen boden zich zo te huur aan, of bedelden bij gebrek aan werk om iets te eten. Maar ook bedelarij was verboden. Dat deze mensen soms voor overlast zorgden laat zich raden. Dat deze vorm van overlast voldoende reden was voor vrijheidsberoving, wordt tegenwoordig als onrechtvaardig beoordeeld.

 

Vanaf de eerste helft van de 19de eeuw werden landlopers naar werkinrichtingen gestuurd. Hier arriveert gestichtsbevolking bij de inrichting Esserheem te Veenhuizen, foto Gevangenismuseum Veenhuizen

De straffen
Aanvankelijk waren de straffen voor landloperij nog relatief licht. Een veroordeelde werd enkele dagen op water en brood gezet en daarna werd hem of haar vaak de toegang tot het gewest ontzegd. Dit banvonnis was niet erg effectief, dus dreigde men bij herhaling met strengere straffen. Zo begon men in de 17de en 18de eeuw landlopers ook te geselen en te brandmerken. Hiervan moest een afschrikwekkend effect uitgaan. Een brandmerk hielp bovendien om herhalingsgevallen te herkennen. Als gerechtsdienaren de landloper ook nog van een ander misdrijf zoals diefstal verdachten, was foltering toegestaan om een bekentenis te verkrijgen. In de tweede helft van de 18de eeuw werden lijfstraffen minder gebruikelijk en koos men vaker voor verbanning, opsluiting of vrijlating. 
In de negentiende eeuw verdween ook het traditionele banvonnis. Als straf werden landlopers nu in principe maximaal 12 dagen in hechtenis genomen. Maar als 'bijkomende' straf werden ze vaak naar werkinrichtingen in het oosten van het land gestuurd waar grond ontgonnen moest worden. In deze inrichtingen zoals Veenhuizen en Ommerschans heerste een strenge militaire discipline en het idee dat de 'arbeidsschuwe' daar zou leren te werken. Mannen en vrouwen hield men bewust van elkaar gescheiden.
Idealiter zorgde het regime ervoor dat een onvrijwillig opgeslotene zich ontwikkelde tot een werkwillige pachter of boerin. Gezien het hoge aantal recidivisten, lijkt deze disciplinering geen succes te zijn geweest.

Dorothée Sturkenboom 

Internet
Het Gelders Archief heeft een artikel geschreven over de mogelijke bronnen voor verder onderzoek.
Meer informatie over Rijkswerkinrichtingen en Veenhuizen is te vinden bij het Gevangenismuseum Veenhuizen


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland