zoeken
mail a friend








Aardewerk lezen

Archeologen moeten al hun creativiteit gebruiken om zich een beeld te kunnen vormen over hoe een prehistorische samenleving er uit zag en functioneerde. Immers geschreven bronnen zoals inscripties of boekrollen ontbreken in dat geval per definitie. Maar een opgegraven artefact vertelt vaak meer dan een geschreven tekstfragment. Het lezen van potscherven die bij een opgraving aan het licht komen kan in zo'n geval soelaas bieden. Een scherf van een kapotte pot of schaal verschaft informatie over de datering, de economie en het technologisch niveau van een samenleving. Maar soms kan de samenhang tussen verschillende scherven afkomstig uit een opgraving iets vertellen over de sociale verhoudingen van de gemeenschap. Zo is er een poging gedaan om de versieringstekens op het aardewerk van de vroegste boeren uit Nederland te lezen.

Bandceramische pot, grafvondst Elslo, aardewerk, hoogte 7 cm, collectie Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

In Elsloo is het oudste boerendorp uit Nederland opgegraven, dat bewoond was van 5300 - 4900 v.Chr. Uit een analyse van het nabijgelegen grafveld  komt het beeld naar voren van een samenleving die niet helemaal egalitair was, maar ook niet streng hiërarchisch. Vrouwen en mannen hadden waarschijnlijk  een gelijke status. De grootte van de huizen in het dorp lijkt er verder op te duiden dat het om uitgebreide families ging, waarbij in één huis diverse generaties samenwoonden.

Om nog dieper in de verhoudingen door te dringen is het aardewerk onderzocht dat in afvalkuilen pal naast de resten van de huizen werd gevonden. Deze kuilen waren ontstaan doordat bij de bouw van huis klei uit de grond werd gehaald om de wanden aan te strijken. De zo ontstane gaten werden door de bewoners gebruikt als afvalput. Ieder huishouden had zo dus zijn eigen afvalkuil. Dit levert voor archeologisch onderzoek interessante mogelijkheden op, omdat het mogelijk is de inhoud van de ene kuil met de andere te vergelijken.

Tekening van gereconstrueerd Bandceramisch aardewerk, Archeologie Museum Stein, foto © Archeologiestichting "Dokter Beckers - Pater Munsters"
Veel van het gevonden aardewerk uit de afvalkuilen is versierd met ingekraste banden, vandaar de naam "bandceramiek". Er kunnen veel verschillende typen versieringsmotieven onderscheiden worden: opgevulde banden, spiraalvormige, driehoekige, etc. Opvallend is dat er nooit meerdere motieven samen op één pot voor komen.

In één afvalkuil werden er steeds slechts twee of drie motieven aangetroffen. In een andere afvalkuil kwamen weer andere versieringsmotieven aan het licht. Het is dus alsof ieder huishouden zijn eigen combinatie van motieven had. Traditiegetrouw werd ceramiek door vrouwen gemaakt en versierd. Ervan uitgaande  dat in ieder huishouden steeds twee of drie vrouwen tegelijk woonden, lijkt dit erop te duiden dat de vrouwen allemaal hun eigen versieringsmotieven hadden. Maar wat betekent dit?

Een uitgebreide statistische analyse van het voorkomen van versieringsmotieven met behulp van de computer leverde een hypothese op. Deze komt erop neer dat iedere bandceramische familie in de regio zijn eigen versieringsmotieven had, zoals in Schotland iedere clan zijn eigen kilt. Het feit dat in één kuil meerdere motieven voorkomen, wijst erop dat in dat huis vrouwen woonden die uit verschillende families kwamen, elk met hun eigen versieringsmotief.  Deze versieringsmotieven werden doorgegeven van moeder op dochter. In dorp 1 wonen een vader uit familie A samen met een vrouw uit familie B, hun zoon met een vrouw uit familie C. Families B en C gebruikten verschillende motieven. In een afvalkuil bij een woning met een dergelijke bewonerssamenstelling worden dus twee versieringsmotieven aangetroffen. De dochter van A en B trouwde bijvoorbeeld op haar beurt met een man in dorp 2, en maakte daar aardewerk met motieven van haar moeders familie B. In dorp 2 wordt in een afvalkuil dus hetzelfde versieringsmotief aangetroffen als in een afvalkuil in dorp 1. Zo raakten de motieven verspreid over alle dorpen.

Samengevat houdt deze hypothese in dat de bandceramische boeren een "virilocale, matrilineaire" samenleving hadden: de mannen bleven in hun dorp en hun ouderlijk huis wonen (virilocaal), en hun vrouwen trokken daarbij in, maar bleven zich wel rekenen tot de familie van hun moeder (matrilineair). Zo kan de onderzoeker uit de versieringsmotieven op het aardewerk de sociale structuur van het dorp, de manier van gezinsvorming en de onderlinge kontakten "lezen".

Margreet Steiner

Internet
Meer informatie over oud aardewerk kun je ook vinden op de Archeos website.

 

 

 


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nderland

Publicatiedatum:
26 juli 2004