zoeken
mail a friend








Bijzondere moderne uitgaven

Dit artikel is afkomstig uit Een punt voor typografie, een uitgave over de Typografische Bibliotheek (Tetterode Collectie) in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam.

Naast technische vakliteratuur verzamelde de Typografische Bibliotheek drukwerk dat varieerde van kostbare boeken tot reclamefolders. Deze verzameling specimina diende als inspiratiebron voor belangstellenden en vakmensen van binnen en buiten het bedrijf Tetterode.

Het zwaartepunt van de collectie van circa zesduizend moderne uitgaven ligt bij het gewone uitgeversboek. Toch ontbreken de in kleine oplage gedrukte werken van private presses en andere bibliofiele uitgevers niet. Dat is niet verwonderlijk want de bewust ambachtelijke productie van boeken door onder andere de Kelmscott Press van William Morris heeft mede de discussie over boekverzorging op gang gebracht.

 
Nietzsche, "Also sprach Zarathustra" (1908) "Die Eclogen Vergils" (1926)

Drijvende kracht achter de uitgave van de bibliofiele werken was meestal een gefortuneerde liefhebber die zijn ideeën over 'het schone boek' in praktijk wilde brengen. Zo verscheen in Duitsland door de initiatieven van Harry Graf Kessler aan het begin van de twintigste eeuw een luxe-editie van Nietzsches Also sprach Zarathustra, waarvan de Belgische kunstenaar Henry van de Velde de vormgeving voor zijn rekening nam. Kessler richtte in 1913 de Cranach Presse op. Het eerste grote project van die pers was Vergilius' Eclogae; Aristide Maillol maakte de houtgravures en Eric Gill de belettering.

De in 1884 in New York opgerichte Grolier Club trok voor haar publicaties belangrijke kunstenaars en typografen aan. Bruce Rogers, een van de eerste professionele boekverzorgers, ontwierp vanaf 1914 enkele uitgaven, waaronder Stanley Morisons Fra Luca de Pacioli (1933). Het duurde vreemd genoeg bijna dertig jaar eer de club de 390 exemplaren van dit prachtige boek verkocht had.

Het streven naar een grotere eenheid tussen letter, ornament en illustratie is in Nederland vanaf het begin van de twintigste eeuw terug te vinden in gewone uitgeversboeken, zoals die van C. A. J. van Dishoeck en W. L. & J. Brusse.

Perkamenten band, met een vignet van K.P.C. de Bazel, voor een uitgave van de Zilverdistel, de eerste Nederlandse private press

Bruce Rogers paste zijn Centaur aan voor deze titelpagina

 

 

Catalogus van E.J.F. van Dissel en Zonen met enveloppe (boven) uit 1912, ontworpen door Chris Lebeau

Reclameboekje Nijgh & Van Ditmar N.V. (1931), ontworpen door Piet Zwart

 

In reclamedrukwerk werden deze nieuwe principes in enkele gevallen ook toegepast. Bijvoorbeeld in de Catalogus van lakens en sloopen (1912) van de firma Van Dissel, ontworpen door de Haagse kunstenaar Chris Lebeau. Lag in deze catalogus nog de nadruk op de versiering, in de boekverzorging kwam in deze periode het accent te liggen op de drukletter als uitgangspunt voor de vormgeving. Letterontwerpen als de Hollandsche Mediaeval (1912) van S. H. de Roos en de Lutetia (1925) van Jan van Krimpen worden gekenmerkt door eenvoud en leesbaarheid; aspecten die men ook in de boektypografie terug wilde zien.

Eind jaren twintig ontstond naast deze richting de Nieuwe Typografie, die het beeldend gebruik van de letter in relatie bracht met de inhoud. Het gebruik van schreefloze letters en fotomontage, kenmerkend voor deze nieuwe stijl, vinden we terug in Piet Zwarts reclamefolder voor Nijgh & Van Ditmar (1931).

In het naoorlogse Nederland maken Dick Elffers, een vroegere leerling van Zwart, en Willem Sandberg met hun werk duidelijk dat ook de persoonlijke inbreng van de ontwerper gezien mag worden. Vernieuwing van de typografie vindt in de jaren vijftig met name vanuit Zwitserland plaats. De invloed van deze streng systematische typografie is terug te vinden in het werk van Wim Crouwel, bijvoorbeeld in zijn serie catalogi voor het Stedelijk Museum in Amsterdam.
De opkomst in de jaren zestig van nieuwe zettechnieken bracht Crouwel ertoe te experimenteren met lettervormen, aangepast aan de kathodestraalbuistechniek. Zijn New Alphabet (1967) leidde tot een reactie van Gerard Unger. In een Tegenvoorstel stelde Unger: 'Met de invoering van een nieuw alfabet eist men een aanpassing van de mensen. Het zou logischer zijn een aanpassing van de machine te eisen.' Hij pleit voor het bewerken van de 'oude' lettervormen.

 

Omslag (uit een stereotypie-matrijs) van Willem Sandberg, "Experimentele typografica" (1943)
 
Gedenkboek voor de Provinciale Limburgse Electriciteits Maatschappij (1959), ontworpen door Dick Elffers en Ben Duyvelshoff Wim Crouwel, "New Alphabet" (1967) & Gerard Unger, "Een tegenvoorstel" (Kwadraatbladen Steendrukkerij De Jong & Co)

Joke Mammen

Lees verder: Prenten

© Een punt voor typografie, Universiteitsbibliotheek Amsterdam


Instelling:
Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam