zoeken
mail a friend








Het Athiaskastje

Dit artikel is afkomstig uit Een punt voor typografie, een uitgave over de Typografische Bibliotheek (Tetterode Collectie) in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam.

De afgelopen honderdvijftig jaar is er maar één grote verzameling op de markt gekomen van achttiende-eeuws (of vroeger) materiaal van een Nederlandse lettergieterij. Deze unieke schat, het zogenaamde Athiaskastje, dook in 1917 op bij de veiling van drukkerij Levisson.

Het Athiaskastje

Een groot deel van de huidige inhoud en vermoedelijk ook het kastje zelf belandden via de erfgenamen van Abraham Athias in 1761 bij de drukkerij van Abraham, Jacob en Joseph Proops, en omstreeks 1855 bij de drukkerij van Israel Levisson, beide in Amsterdam gevestigd.
Joh. Enschedé en Zonen, met de grootste historische lettercollectie, wilde in 1917 tenminste een deel van dit materiaal verwerven. Door een misverstand ging de buit evenwel naar concurrent Tetterode, die het Athiaskastje in 2001 in permanente bruikleen aan de Universiteitsbibliotheek Amsterdam gaf.

Joseph Athias (1634/35-1700), werkzaam in Amsterdam, was een van 's werelds meest productieve joodse drukkers. De eisen die het produceren van zijn (Engelse) bijbels stelden, brachten hem ertoe in 1681 zelf een lettergieterij te kopen.
Deze bleef tot 1707 voor de helft in eigendom van zijn zoon Emanuel. In 1685 bezat Joseph Athias ook Hebreeuwse matrijzen waarvan hij letters kon gieten. Bij Emanuels dood in 1714 ging deze verzameling naar Abraham Athias, die in 1728 een drukkerij en Hebreeuwse lettergieterij begon.

Het bewaard gebleven materiaal omvat ongeveer vijftig series koperen matrijzen (vermoedelijk 35 diverse lettertypen plus duplicaten) voor het gieten van Hebreeuws. Daarnaast zijn er vijftien series stalen stempels, waarvan matrijzen geslagen konden worden, en enkele handgietvormen.
De Athias-drukkerij begon tussen 1688 en 1707 verschillende Hebreeuwse drukletters te gebruiken waarvan matrijzen in het kastje bewaard zijn gebleven. Sommige typen werden vermoedelijk in de zeventiende eeuw gesneden door Nikolaas Kis.
De letters zullen voornamelijk voor eigen gebruik zijn gegoten (hoewel Abraham Athias waarschijnlijk ook aan Proops leverde). Dit zou kunnen verklaren waarom er geen gieterijproef bekend is. De oudste proef van de drukkerij is waarschijnlijk omstreeks 1820 door David Proops uitgebracht.

John A. Lane

Lees verder: Bijzondere moderne uitgaven

© Een punt voor typografie, Universiteitsbibliotheek Amsterdam


Instelling:
Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam