zoeken
mail a friend








Het belang van een goede wc

Het rioleringstelsel, dat al werd uitgevonden door de Romeinen, is in Nederland slechts 100 jaar oud. Een goed werkende wc is dus niet zo vanzelfsprekend als het lijkt.

Hoe belangrijk wc's kunnen zijn, bleek onlangs. Een minister moest bijna aftreden omdat een hoge ambtenaar een te duur exemplaar had aangeschaft. Nog dezelfde avond mocht een sanitairverkoper op de televisie zijn állerduurste wc tonen. Deze had ingebouwde brilverwarming en een afspoel- en drooginstallatie voor de billen. De meeste mensen zullen hier wat besmuikt naar gekeken hebben. Toch vinden ze een goedwerkend toilet, met waterspoeling en moderne riolering, de gewoonste zaak van de wereld.

Romeinen introduceren het toilet
Maar zo gewoon is dat niet. Nog tot na de Tweede Wereldoorlog waren er veel huizen zonder watercloset. In ons deel van de wereld werd het toilet geïntroduceerd door de Romeinen. In Rome zelf waren talloze openbare toiletten met stromend water, evenals in Pompeji. De meeste Romeinse forten langs de Limes hadden toiletten voor zo'n twintig man tegelijk, aangesloten op een rioleringssysteem.

Riolen, gevonden bij de opgravingen op het terrein van het klooster Aduard (Groningen), 1941, Archeologisch Instituut Groningen

Toen de Romeinen uit West-Europa vertrokken, was het gedaan met wc's en rioleringsstelsels. Men keerde terug naar de traditionele manier: buiten, op straat. Pas in de Late Middeleeuwen werden de eerste tekenen van verandering zichtbaar. De oudste riolen van na de Romeinse tijd zijn aangetroffen in kloosters, zoals in de abdij van Canterbury in Engeland. In Nederland zijn bij opgravingen van de Sint Benardus Abdij van Aduard in Groningen grote gemetselde riolen gevonden, waarop de latrines van de ziekenzaal aangesloten waren.

Beerput en pishuys 
Het leeghalen van een beerput, foto: Delft Erfgoed Digitaal
In de meeste middeleeuwse steden was de situatie echter minder rooskleurig. Zelfs eerzame burgers deden hun behoefte op straat, of thuis op de po. De inhoud daarvan werd zonder erbarmen naar buiten gegooid. Het was zaak 's ochtends vroeg niet te dicht langs de huizen te lopen, want dan werden de po's geleegd. Uiteindelijk belandde alles op straat, vanwaar het de grachten in liep. Er waren echter veel ambachten die gebruik maakten van het grachtenwater. De wolblekerijen in Leiden bijvoorbeeld, leden erg onder het vieze water. Nog precairder was de situatie in Delft, waar de plaatselijke bierbrouwerijen op het grachtenwater waren aangewezen.
Al snel kwamen er daarom voorschriften om de vervuiling tegen te gaan. In Delft werd in 1460 bepaald dat ieder huis in de stad een beerput moest hebben. Deze putten werden een paar maal per jaar geleegd. In Leiden werd in 1463 het voorschrift uitgevaardigd dat elk huis, ja zelfs elke verhuurde kamer, een 'stille of pishuys' moest hebben. Men mocht de inhoud daarvan 'in gene wateren' lozen. Waar men de inhoud dan wel moest laten, was onduidelijk. Met als gevolg dat de smalle, niet-verharde straatjes in de stad in vieze modderpoelen veranderden. Dieren deden er hun behoefte, mensen vaak ook, slachtafval werd er neergegooid en 'pishuysen' loosden erop. In Leiden zijn 'trippen' opgegraven, schoenen met houten zolen, waaronder houten klossen zaten van 10-15 cm hoog. Hiermee probeerde je door de rotzooi te waden.

Trip met wreefband, ca. 1300, collectie Nederlands Leer en Schoenenmuseum, Waalwijk

De Boldootkar
Tijdens de Industriële Revolutie, die begon aan het eind van de 18de eeuw, groeiden de industriesteden van West-Europa uit tot dichtbevolkte metropolen. Arbeiderswijken werden in snel tempo uit de grond gestampt, zonder binnenhof of tuin. Plaats voor beerputten was er niet. De mensen maakten gebruikt van een ton. Diverse families moesten een ton delen, die meestal in het donkere trappenhuis stond. Twee keer in de week kwam dan een kar langs, waarin de tonnen werden geleegd. Deze werd de Boldootkar of odeklonjewagen genoemd.

De Boldootkar van de Stadsreiniging in de Tweede Looiersdwarsstraat, 1934, Gemeentearchief Amsterdam

Niet alleen de stank was een probleem. In de eerste helft van de 19de eeuw werden de drukbevolkte steden geplaagd door cholera-epidemieën. Elk jaar stierven vele tienduizenden mensen. Dit gaf uiteindelijk de stoot tot het aanleggen van moderne riolering en waterleiding. In Nederland verliep de introductie hiervan erg langzaam. In Amsterdam werd pas in de eerste jaren van de 20ste eeuw een commissie ingesteld, die een plan opstelde voor de aanleg van een echt rioleringsstelsel. In Ede begon men daarmee pas in de jaren dertig van de vorige eeuw. En in Delft reed nog in de eerste naoorlogse jaren de Boldootkar rond om de tonnen te legen.
Het belang van de moderne wc, met of zonder brilverwarming, kan dan ook haast niet overschat worden.

Margreet Steiner

Verder lezen
Meer over de beerputten van Delft
Cor Smit, Leiden met een luchtje; straten, water, groen en afval in een Hollandse stad, 1200-2000. Primavera Pers, Leiden, 2001.


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
14 april 2004