zoeken
mail a friend








Havenmagnaat D.G. van Beuningen

De Rotterdamse havenbaron D.G. van Beuningen was één van de eerste Nederlandse verzamelaars van laat vijftiende- en vroeg zestiende-eeuwse kunst uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Tijdens het eten keek hij onder andere naar de Toren van Babel van Bruegel, want die hing in zijn eetkamer.
Vanaf 1916 schonk Van Beuningen het Museum Boijmans regelmatig delen van zijn collectie. Na zijn dood liet hij zijn verzameling na aan zijn kinderen, die de collectie in 1958 aan de gemeente Rotterdam aanboden op voorwaarde dat deze de successierechten zou betalen.

Daniël George van Beuningen (1877-1955) werd geboren in Utrecht. Zijn vermogende vader was medeoprichter van de Steenkolen Handels Vereniging (SHV). Deze firma werd groot met de kolenhandel tussen Engeland en het snel groeiende Duitse Ruhrgebied. De jonge D.G. , zoals hij werd genoemd, begon zijn loopbaan als ondernemer in Rotterdam. De havenondernemer gaf al snel leiding aan een groot aantal door hem zelf opgerichte of overgenomen bedrijven. Na de Eerste Wereldoorlog bezat hij onder meer de SHV Rotterdam, de Nederlandse Rijnvaart Vereeniging, de Maatschappij Vrachtvaart, de scheepswerf en zeesleepdienst P.Smit jr. en het watertaxibedrijf Spido. Van Beuningen was een van de grondleggers van de snel groeiende moderne havenstad. Als grootste werkgever van de Rotterdamse haven was D.G. van onschatbare betekenis voor de economie van de stad.
De gefortuneerde ondernemer was ook actief in het maatschappelijk leven. Zo was hij medefinancier van het in 1937 gebouwde Feyenoord Stadion en een van de stichters van het Havenziekenhuis. In 1941 trad D.G. af als directeur van zijn concern.

De verzameling van D.G. van Beuningen in zijn huis in Vierhouten

Van Beuningen, de kunstverzamelaar
Op zijn 27ste begon Van Beuningen kunst te verzamelen. Als zijn kunstadviseurs fungeerden directeur Dirk Hannema van Museum Boymans en de Amsterdamse kunsthandelaar Goudstikker. In recordtempo bouwde hij aan een topcollectie met Franse en Italiaanse schilderkunst en werken van Hollandse en Vlaamse meesters, zoals bijvoorbeeld de Toren van Babel van Pieter Bruegel de Oude. Tussen 1916 en 1940 kocht hij voor bijna 3 miljoen gulden van Goudstikker. In de jaren '30 bereikte zijn ondernemerschap de top; het was ook de periode waarin hij een aantal van zijn belangrijkste kunstwerken kocht.
Terwijl Van Beuningen een indrukwekkende kunstcollectie opbouwde, leverde hij door schenkingen en financiële steun ook een genereuze bijdrage aan de opbloei en de nieuwbouw in 1935 van Museum Boymans.
In mei 1940 ontsnapte zijn verzameling op wonderbaarlijke wijze aan het bombardement van Rotterdam. Kort daarop werden de kunstwerken geëvacueerd naar zijn landgoed bij Vierhouten. Het huis op de Veluwe was tjokvol met kunst. Overal waren schilderijen opgehangen, aan de binnenkant van kastdeuren, en zelfs op de wc hing een Van Goyen. Ook bakte  Van Beuningen eieren met spek pal onder Bruegels Toren van Babel.
In deze periode, mei 1940, deed hij zijn belangrijkste aankoop. Uit een Britse collectie verwierf hij de 'Drie Maria's aan het graf'; tot nog toe de enige Jan van Eyk in Nederland.
In 1955 overleed de verzamelaar. Drie jaar later kocht de gemeente Rotterdam de collectie Van Beuningen voor het bedrag dat de erven zouden hebben moeten betalen aan successierechten. Als eerbetoon werd in 1958 de naam van de Rotterdamse verzamelaar toegevoegd aan die van het museum: Museum Boymans Van Beuningen.

Jan en Hubert Van Eyck, De drie Maria's bij het graf, 1425-1435, paneel, 71.5 x 90 cm, collectie Museum Boijmans Van Beuningen

Enkele opzienbarende miskopen
In zijn verzamelwoede kocht Van Beuningen in 1938 voor f 219.000,- van de Amsterdamse kunsthandel P. de Boer een Drinkend gezelschap van Pieter de Hooch. En in 1940 verwierf hij voor de enorme som van  f 400.000,- via kunsthandelaar D.A. Hoogendijk zijn eerste Vermeer, een Christuskop. En in 1941 kocht hij voor het recordbedrag van f 1.600.000,- van dezelfde kunsthandelaar zijn tweede Vermeer: een Laatste Avondmaal. Kort na de oorlog bekende de schilder Han van Meegeren dat hij een flink aantal 17de-eeuwse vervalsingen had gemaakt en op de markt gebracht, waaronder bovengenoemde aankopen van Van Beuningen. Voor bijna 2,5 miljoen gulden ging de grootverzamelaar de boot in. Van Beuningen was zeer aangeslagen na de onthulling door Van Meegeren. Tot aan zijn dood in 1955 voerde Van Beuningen een gerechtelijk proces omtrent de authenticiteit van het Laatste Avondmaal.

De collectie van Van Beuningen is binnenkort in zijn geheel te bekijken op Cultuurwijzer.

 

Zie ook:
Instelling:
Museum Boijmans van Beuningen

Publicatiedatum:
3 mei 2005