zoeken
mail a friend








Kerkgebouw

De Grote Kerk van Breda werd gebouwd in de periode dat de Nassaus in Breda hofhielden, tussen 1403 en 1550. Als Bourgondische edellieden hielden ze van pracht en praal. De in Brabantse gotiek opgetrokken kerk paste bij hun status.

Klik voor een grotere afbeelding
Een cirkel van engelen, gewelfschildering viering, foto RDMZ, 1996

Interieur overzicht naar het westen met preekstoel en orgel, foto RDMZ, 1910
Klik voor een grotere afbeelding

Netgewelf met knoppen, foto RDMZ, 2001

Klik voor een grotere afbeelding

Figuratieve motieven op de kapitelen, zoals een wildeman met daaronder twee gedrongen wezens op de noordwestelijke vieringpijler, foto RDMZ 

Klik voor een grotere afbeelding

Netgewelf met 5 knoppen, die de wonden van Christus in de vorm van rozen symboliseren, aan de rechterkant is een gedeelte van de schildering van de heilige Christoffel te zien, foto RDMZ, 2001

 
Een kraagsteen met koolbladornament, foto RDMZ, 2001
Luisterrijk

Toen Engelbrecht I in 1403 naar Breda kwam trof hij er een kleine kerk. Al snel begon hij de kerk grootscheeps te verbouwen tot een luisterrijke kerk in Brabants gotische stijl. Delen van de kerk werden afgebroken en oude grafmonumenten verplaatst. De nieuwe kerk kreeg een schip met zijbeuken en zijkapellen, een transept (dwarsschip) en een hoogkoor. Waarschijnlijk naar ontwerp van bouwmeester Jan II Keldermans (1375-1445). De bouw vond in fasen plaats, van oost (het koor) naar west, zodat de kerk steeds in gebruik kon blijven. Omstreeks 1462 was een flink deel van het gebouw klaar en werd er begonnen met het schilderen van de gewelven en werden enkele wandschilderingen aangebracht. In diezelfde periode werd begonnen met de nieuwe toren aan de westkant van de kerk, ter vervanging van de oude die in 1457 was ingestort. In 1497 werd de kerk gewijd. De 97 meter hoge toren was pas in 1509 klaar.
Niet veel later werd onder Hendrik III het hoogkoor uitgebreid met een kooromgang en twee nieuwe koren of kapellen: een voor het Sacrament van Niervaart (1520), de ander voor de Nassaus (1526).

Spitsbogen en sluitstenen
De kerk is een magnifiek voorbeeld van de Brabantse gotiek. Typerend voor de Gotiek is het bouwen in de hoogte en een streven naar zo transparant mogelijke wanden en steeds hogere vensters, waardoor veel licht binnenstroomt en ruimtes ineenvloeien. Dit 'verticalisme' is mogelijk door het gebruik van steunberen en een systeem van luchtbogen aan de buitenzijde (om de zijwaartse druk op te vangen) en spitsbogen en ribgewelven in het interieur. Hoge zuilen, een triforium (loopgang onder de vensters) en een lichtbeuk (vensterwand) kenmerken de binnenkant van het gebouw. De kooromgang heeft veel kapellen, waarin vroeger altaren stonden opgesteld.

De gotische decoratie van de Grote Kerk is opvallend rijk. De hoge toren met diagonaal geplaatste luchtbogen, torentjes, pinakels, wimbergen (steile driehoekige puntversiering van vensters) en spitsbogen benadrukken het verticalisme. Karakteristiek is ook het maaswerk (decoratie) van de vensters, zoals de drie- en vierpassen (klaverbladvormen), visblazen en - typisch voor de Brabantse gotiek -  het koolbladornament op de kapitelen. In de Grote Kerk is dit vermengd met distels en eikenblad. Elders zijn monstertjes en andere figuren en dieren te ontdekken.

Marleen Dominicus-van Soest


Hoofdartikel:
De Grote of Onze Lieve Vrouwekerk in Breda

Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
8 augustus 2005