"De zuilschacht, ook de triglief klinkt, ik geloof zelfs dat de hele tempel zingt"

Architectuur = "verstarde muziek"

Er is haast geen grotere tegenstelling mogelijk dan tussen een Griekse tempel en een gotische kathedraal. De tempel is een onderdak voor het beeld van de god, waarvan men dacht dat hij er in ieder geval af en toe aanwezig was en aan wie men op een altaar buiten de tempel dieren offerde, terwijl behalve de priester niemand toegang tot de tempel zelf had. De christelijke kerk daarentegen dient als verzamelplaats van de gemeente die er bijeenkomt om aanwezig te zijn bij het misoffer dat door de priester aan het in het godshuis gebouwde altaar wordt opgedragen.
Eigenlijk is de Griekse tempel een monumentaal beeldhouwwerk, bestaande uit een krans van zuilen en een kleine vensterloze ruimte (cella) voor het beeld van de godheid in het midden. De gotische kathedraal is daarentegen een omsloten en van een gewelf voorziene, in kleurige schemering liggende werkelijke ruimte, een schelp van steen en glas.

Beide zijn architectuur - en dat betekent dat ze volgens bepaalde, in getallen uit te drukken verhoudingen (proporties) zijn gebouwd. Zeker voor de Griekse tempels is over deze maten en verhoudingen zeer veel bekend. Omdat dezelfde getalsverhoudingen echter ook ten grondslag liggen aan de westeuropese muziek, zijn bouwkunst en muziek ten minste in het verleden nauw aan elkaar verwant geweest, een feit dat door Goethe intuïtief werd aangevoeld: 'De zuilschacht, ook de triglief klinkt, ik geloof zelfs dat de hele tempel zingt' (Faust II). En daarvoor al noemde Schelling de architectuur 'verstarde muziek'.

In de late Oudheid speelden deze 'muzikale', de harmonie betreffende proporties in de architectuur niet meer zo'n grote rol. Pas in de Romaanse tijd en vooral in de Gotiek werden ze weer van fundamenteel belang voor de architectuur, nu echter in combinatie met een zekere symboliek.

In de maatverhoudingen van de gotische kathedralen wordt veel teruggevonden waarvoor in de Griekse Oudheid de basis is gelegd - via Pythagoras en de door hem beïnvloede Plato. De laatste belangrijke, buiten de christelijke traditie staande filosoof was Boëthius, die een zeer grote invloed had op de latere ontwikkeling. Sinds Augustinus wordt deze kennis met overeenkomstige overleveringen uit het Oude Testament in verband gebracht en met typisch christelijke symboliek gevuld, tot er in de 12de en 13de eeuw een complex ideeënstelsel was ontstaan. Het vormde, naast de lichtmystiek, een groot bestanddeel van de ideeënrijkdom die aan de Gotiek voorafging.

Pythagoras van Samos legde in de 6de eeuw v.C., puttend uit grotendeels Egyptische bronnen, de grondslag voor de leer van de heiligheid van de eerste vier getallen, de zogenaamde tetractus, waarvan de som het getal 10 oplevert en waarvan de verhoudingen onderling de getallengrondslagen voor de muziek vormen. Zo ontstaan de volmaakte intervallen:

1:1 (grondtoon)

1:2 (octaaf)

2:3 (kwint)

3:4 (kwart)

Voorbeeld: De harmonie in de verhoudingen van de kathedraal van Chartres

Pythagoras zou ook de uitvinder zijn van de monochord, een instrument dat uit een klankkast met oorspronkelijk één snaar bestond. Door de juiste onderverdeling van deze snaar kon men getallenverhoudingen hoorbaar maken. Volgens deze heilige muzikale verhoudingen is ook de kosmos (Grieks: orde) opgebouwd. 'Het gehele heelal is voor hen harmonie en getal' zei Aristoteles over de aanhangers van Pythagoras.

Guido van Arezzo met een leerling aan een monochord

Zo noteerde Guido muziek voor de monochord

Plato, die veel van de leer van Pythagoras en eraan verwante leren heeft overgenomen, zoals de leer van de zielsverhuizing, en aan wie Plutarchus de uitspraak 'God bedrijft geometrie' toeschrijft, blijkt vooral in zijn dialoog 'Timaeus' geïnspireerd te zijn door de leer van Pythagoras. Plato schrijft daar over het ontstaan van de wereld in twee fasen, de schepping van de nog chaotische materie en haar ordening door de wereldbouw-meesters, de demiurgen, volgens de pythagorische verhoudingen.
Augustinus, veruit de belangrijkste tussenpersoon tussen het heidens-antieke gedachtengoed en de christelijke ideeën-wereld, greep in zijn boek over de muziek (deel van een volledige beschrijving van de 'Zeven Vrije Kunsten') op deze pythagorisch-platonische beelden terug, bracht ze in verband met christelijke inzichten en legitimeerde ze enigszins door het citaat uit de Wijsheid van Salomo (hoofdstuk 11, vers 20): 'U hebt alles volgens maat en getal en gewicht geordend.' Daarmee was de weg vrij voor de toenemende integratie van deze gedachten in het christendom en hun ontwikkeling in de loop van de volgende eeuwen. [...]

Bij Bernard van Clairvaux en de cisterciënzers waren de genoemde platonisch-augustinische ideeën in vruchtbare aarde gevallen, maar er ontwikkelde zich niet net zo'n complexe kosmologische hypothese als in Chartres. Toch vormen de cisterciënzerkerken, die allemaal volgens muzikale verhoudingen zijn gebouwd, een belangrijke opmaat voor de gotische kathedralen. Van Bernard van Clairvaux kennen we de woorden: 'Wat is God? Hij is lengte, breedte, hoogte, diepte!'

Bron tekst: Chartres. Complete gids voor de kathedraal. M. Ladwein. Zeist 2000. Uitgever: Indigo (Overname tekst met toestemming van de uitgever)

Het bovenstaande boek is een uitstekend startpunt voor een profielwerkstuk C&M. Beperk je keuze tot een aspect, bv symboliek, glasschilderkunst ed.

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum en tehatex. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 02/17/2018 last update VAKLOKAAL CKV-2 Digischool