Ballet? Ballet!

De toneelklas van het Bauhaus in 1927

De beroemdste choreografie van het Bauhaus-theater, het Triadisch ballet, is niet beroemd geworden omdat het zo'n lange tijd bestaan heeft: op 30 september 1922 ging het in het Landes- theater van Württemberg in première en op 4 juli 1932 werd het voor de laatste maal opgevoerd tijdens een internationale danswedstrijd in Parijs. Tien jaar is niet lang voor een ballet. Bovendien hebben maar ongeveer duizend mensen in dit tijdsbestek het Triadisch ballet gezien. Oskar Schlemmer, wiens naam zo nauw verbonden is met het Triadisch ballet, heeft uiteindelijk dus weinig plezier beleefd aan zijn baanbrekende choreografie. Wanneer wij zijn gehele artistieke loopbaan overzien, blijkt dat het ballet, ondanks het feit dat er zo weinig middelen werden gebruikt -maar drie dansers en achttien kostuums- een financieel en soms ook artistiek fiasco was. Gemeten naar de huidige maatstaven was het Tradisch ballet de productie van een vrij theatergezelschap. De locatie waar het werd opgevoerd, was niet beter dan de aula van een gemiddelde school en de financiering bleef zonder subsidie afhankelijk van betaling door het publiek. Zelfs Schlemmers leerstoel aan de theaterafdeling van Bauhaus Dessau (sinds 1925) bracht geen geld voor het Triadisch ballet in het laatje. Er bestonden in die periode nog maar weinig festivals en als co-producent was slechts één maal de Donauschinger Muziekdagen geinteresseerd.
De mythe waarmee het Triadisch ballet niettemin is omgeven, begon toen de 24-jarige kunst- schilder Oskar Schlemmer in Stuttgart het danspaar Albert Burger en Eisa Hötzel leerde kennen. Beiden waren enthousiast over de pas populair geworden Jugendstil-mode van de ritmische gymnastiek van Emile Jacques-Dalcroze in Dresden-Hellerau. In deze tijd, 1912, ontstonden de eerste schetsen en ontwerpen voor het Triadisch ballet, dat een trias was voor drie dansers en drie akten: de zogenaamde gele, roze en zwarte rij. Tien jaar later dansten Burger, Hötzel en Schlemmer voor het eerst het Triadisch ballet - zonder gage en zonder ritmische gymnastiek. Wel ging deze eerste voorstelling gepaard met aanzienlijke schulden die waren ontstaan door de moeilijkheden rond de fabricage van de aan elkaar geniete en gesoldeerde, met papier-maché versterkte stijve kostuums die erg snel braken. De stijve, schotelachtige rokken leken op een tutu en de dansers droegen verder duikershelmen, baadkostuums, conische hoofdhelmen en kogelmanchetten. Maar de grootste problemen en moeilijkheden hadden te maken met geld. De twee dansers wilden als toelage de helft van de figuren als garantie. Na een redelijk succesvol optreden op 16 augustus 1923 in Weimar volgde tien dagen later de afgang in Dresden. De paar toeschouwers die kwamen, verlieten vertwijfeld de zaal. De ruzie liep uit de hand en Schlemmer was de helft van zijn figuren kwijt.

 

Oskar Schlemmer and the Bauhaus Stage

Paul Hindemith componeerde drie jaar later naar aanleiding van de Donauschinger Muziekdagen op 25 en 26 juli 1926 muziek voor het mechanische orgel. Aan deze orgelmuziek werd Schlemmers onhandelbare Triadisch ballet eerder toegevoegd dan ermee geïntegreerd; bovendien werd er niet erg goed gedanst. Wederom waren het transport en de vervaardiging van de kostuums nauwelijks te financieren. Daarom leende Schlemmer de figuren uit -om de schulden af te kunnen betalen- en zijn broer Carl, die ruzie met het Bauhaus had, werd bereid gevonden het materiaal voor een symbolisch bedrag te monteren. Het Berlijnse Metropooltheater huurde de figuren in september 1926 voor de opening van de revue. Een honorarium was er niet afgesproken, omdat Schlemmer dacht dat de figuren een goede reclame voor hem zouden zijn. Drie maanden lang werd er onvoorzichtig omgesprongen met de figuren, waarna de revue werd afgelast.
Zes jaar later, in 1932, werd het ballet na vele en langdurige reparaties van de figuren nog één maal opgevoerd: tijdens de internationale danswedstrijd in Parijs. De ontvangst was lauw. De perfectie van de dans die men in Parijs verlangde, vormde een te sterk contrast met de stijve marionetachtige dansen van het ballet. Hoewel het ballet toch een zesde plaats bereikte, was het voor Schlemmer duidelijk: deze vorm van kunst was te duur, te kwetsbaar en kreeg te weinig aandacht van het publiek. Zijn tijdgenoten letten veel meer op de curieuze figuren dan op de choreografie, die werd gekenmerkt door een verzet tegen de conventies van het ballet, en een mathematisch aandoende gelijkschakeling van muziek, beeldhouwkunst, schilderkunst en dans. In 1938 gingen negen van de achttien figuren voor een tentoonstelling naar New York; bonte figuren van papier-maché, levenloos en toch met een dansuitstraling. Verlaten stonden ze op.de tentoonstelling - en daar begon de eigenlijke geschiedenis van het Triadisch ballet. Want toen er niet meer werd bewogen, vroeg iedereen zich af hoe deze beelden ooit gedanst konden hebben. En plotseling schreef het Triadisch ballet geschiedenis: de geschiedenis van zijn reconstructie. Het ballet werd na 1968 door dansers enkele malen gereconstrueerd.
Terugkijkend op de hele ervaring schreef Oskar Schlemmer in 1935: "Nee, het Triadisch ballet was geen wiskundige grap. Maar het was een poging vele en gedeeltelijk heterogene elementen tot een ongewone eenheid te laten samensmelten. Het ging er niet alleen om de geometrie van het dansvlak te organiseren, dat verleidelijke schaakbord met daarop steeds een nieuw spel dat inspanning verlangt; het ging er niet alleen vorm te geven aan het beeldmatig mooie reliëf waarnaar men met plezier kijkt. Het was een poging -en hierin ligt het probleem van het ballet- de dansers in meer of minder starre kostuums te verpakken vanuit het geloof dat de kracht van de danser -zowel de lichamelijke als de geestelijke- toereikend zou zijn om de starheid van de kostuums te overwinnen. Ik moet toegeven dat deze strijd met de materie niet altijd werd beslist in het voordeel van de dansers, maar als het lukte het inwendige van de kostuums met het levendigste gevoel te vullen en er één mee te worden -dat betekent zich in de kostuums in te lijven- dan was het doel bereikt: het kunstgebied van de dans in een van zijn onderdeeltjes, de kostuumdans, of zo- als het vroeger heette de maskerade, te verrijken en de mooie mogelijkheden van deze dansvorm in herinnering te brengen."

Het kostuum dat het gehele lichaam bedekte en waarvoor nauwelijks voorbeelden bestonden, hoogstens enkele overeenkomsten met Légers werk voor het Ballets Suedois, was geinspireerd op de Baselse maskerades, zoals Schlemmer al bij de première op 30 september 1922 vertelde. Op de achterkant van het programma schreef hij: "Ballet? Ballet! - want van de verschijningsvormen van de dans - de cultische zielendans en de esthetische maskerade - het laatste. Daar volgt op de naaktheid het kostuum, het vermommende"

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur: Bauhaus. Keulen 1999.

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven: het Nederlandse onderwijs is een kale kip en daar valt dus niets te plukken.

 02/01/2010 update SG Groenewald