Das Staatliche Bauhaus Weimar

De jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw kunnen worden omschreven als een tweede fase van de industriële revolutie. De machine en fabrieken zijn dan al grotendeels geaccepteerd maar de massaproduktie breekt nu pas op grote schaal door. Dit komt onder andere door de introductie van de lopende band. Een goed voorbeeld is hiervan de auto-industrie in de jaren twintig van de 20ste eeuw, die met name in de Verenigde Staten een grote vlucht neemt. In de autofabriek is het productieproces in verschillende onderdelen gesplitst en gerationaliseerd. De doordachte en rationele aanpak in de fabrieken krijgt een grote invloed op het ontwerpproces van architectuur en toegepaste kunsten. Dan spreekt men van industriële vormgeving.

De doorbraak van de massaproductie heeft ook zijn consequenties voor het onderwijs in de toegepaste kunsten. Het ontwerpen van bijvoorbeeld interieurs, gebruiksvoorwerpen en mode zal in steeds grotere samenwerking met de industrie gaan plaatsvinden. In de jaren twintig is dit proces goed te zien in het Bauhaus.Deze hogeschool voor architectuur en toegepaste kunsten in Duitsland gaat een belangrijke rol vervullen op het gebied van de moderne vormgeving en bouwkunst in deze jaren. In 1919 wordt Walter Gropius (1882- 1969) directeur van Das Staatliche Bauhaus Weimar. In 1933 zijn het de nazi's die het Bauhaus in Berlijn sluiten.

Het Bauhaus in Weimar (1919-1924)

Gropius verandert eerst een aantal zaken in het onderwijssysteem. Hij wil de scheiding van kunst en ambacht opheffen. In het openingsmanifest schrijft hij hierover:'Architecten, beeldhouwers, schilders, wij moeten allen terug naar het handwerk... laten we een nieuw gilde van handwerkers vormen zonder het aanmatigende klassenverschil dat een hoogmoedige muur tussen kunstenaars en handwerkers opricht.'

Gropius ageert vooral tegen de vrije kunstenaar in zijn ivoren toren. Kunst mag niet langer een liefhebberij vormen van enkelen, maar moet een levensvoorwaarde en levensgeluk worden voor de massa, zo meent hij. Deze utopische idealen wil hij ook realiseren in de opheffing van de scheiding tussen kunst en ambacht. Deze opheffing moet leiden tot een gemeenschapskunst. Dit is een eenheid van alle kunsten met de architectuur als overkoepelende kunstvorm.

Als voorbeeld neemt Gropius het werken van ambachtslieden aan een kathedraal in de Middeleeuwen. Hij denkt dat daar alle ambachten in dienst hebben gestaan van één religieus bouwproject. De ambachtslieden zijn in verschillende werkplaatsen (Dombauhütten) verenigd. Dit idee heeft in het Bauhaus geleid tot het werken van de leerlingen in verschillende werkplaatsen, zoals de metaal- en keramiekwerkplaats. In feite brengt Gropius de utopische idealen van Morris opnieuw in praktijk. Toch is er een wezenlijk verschil met Morris. Hoewel Gropius het gebruik van de machine en serieproductie niet afwijst, wordt dit pas in het Bauhaus in Dessau gerealiseerd. Hij gelooft dat door een combinatie van kunst en ambacht een product ontstaat met een nieuwe vormgeving.

Hij probeert een antwoord te geven op de, in zijn ogen, wanproducten van de industrie. Die zijn overgoten met een schijn van ambachtelijkheid of een sausje van kunst. Hoewel de industrie geaccepteerd wordt in het onderwijs van het Bauhaus in Weimar, is men toen van mening geweest dat een kunstenaar zich niet ondergeschikt moet maken aan de technologie. In Gropius' woorden: 'De verbeelding is belangrijker dan alle technologie, die altijd ondergeschikt is aan de menselijke wil'.

Het Bauhaus in Weimar is zodoende minder gericht op het vervaardigen van producten die voor massaproduktie geschikt zijn. De produkten die in deze tijd worden gemaakt, blijven handgemaakte éénmalige stukken.

Bauhaus In Dessau (1925-1929)

Een aantal ideeën van Gropius verandert en evolueert gedurende de jaren twintig. Niet in de laatste plaats door een aantal nieuwe kunstenaars dat gaat doceren aan het Bauhaus. De invloed van Theo van Doesburg en László Moholy-Nagy is belangrijk. Het utopische van Gropius gaat plaatsmaken voor een meer nuchtere, zakelijke aanpak. Moholy-Nagy introduceert de ideeën van het Constructivisme in het Bauhaus. In 1925 verhuist het Bauhaus naar de stad Dessau na conflicten over de veranderde politieke situatie in Weimar. Gropius heeft dan de gelegenheid om een nieuw schoolgebouw te ontwerpen waar aan veel nieuwe technische mogelijkheden vorm is gegeven. Deze tweede fase van het Bauhaus wordt gekenmerkt door een toenemende wetenschappelijke benadering bij de totstandkoming van industriële produkten. Veel produkten worden zodanig ontworpen dat ze door de industrie te vervaardigen zijn.

 

Er wordt gebruik gemaakt van nieuwe technieken en nieuwe materialen.

Een voorbeeld  is de buisstoel uit 1926 van Mart Stam, die verbonden is geweest aan het Bauhaus. De stoel heeft een revolutionaire en nieuwe vormgeving. Revolutionair, omdat de traditionele stoelpoten ontbreken. Nieuw, omdat voor het eerst metaal als materiaal voor een huiselijke stoel is toegepast. De stoel is vervaardigd van gebogen metalen buis, hij is licht in gewicht, neemt weinig ruimte in en is gemakkelijk in onderhoud. Stam heeft bewust voor een strak en onversierd meubel gekozen, omdat de stoel dan gemakkelijk in serie machinaal vervaardigd kan worden. Toch wordt in de jaren twintig de stoel niet in serieproduktie genomen. Slechts in beperkte kring wordt deze vormgeving gewaardeerd. Pas in de jaren zeventig van de 20ste eeuw wordt het ontwerp op grote schaal vervaardigd.

 

Bauhaus Dessau metaal werkplaats 1928-1929

video fragment1 buisstoel Mart Stam video fragment2 buisstoel Mart Stam
Deze metalen stoel is bijna gelijktijdig ontwikkeld door Mart Stam en Marcel Breuer, beide verbonden aan het Beuhaus. Gebogen metale buizen vormen de constructie van de meubelstukken. Het revolutionaire van dit ontwerp is, dat in tegenstelling tot de andere. buisstoelen, de achterpoten zijn weggelaten. De stoelen zijn voor het eerst in 1927 te zien op de tentoonstelling 'Die Wohnung' in Stuttgart. Deze vindt plaats in de Weissenhofsiedlung, een nieuwe wijk met 63 ultramodeme functionele woningen. Voor die gelegenheid zijn de woningen gemeubileerd te bekijken. De architecten die de woningen inrichten, kiezen voor strakke, onversierde meubels, die meestal in massa zijn geproduceerd.

 

   

Onder leiding van Ludwig Mies van der Rohe werkten verschillende architecten aan het project de Weissenhof, een tentoonstelling over moderne woningbouw, georganiseerd door de "Deutsche Werkbund". 

Weissenhofsiedlung

video fragment Bauhaus

video fragment Weissenhofsiedlung

video fragment Pavello Barcelona

Pavello Barcelona

video fragment Tugendhat

video fragment Ingrijpen Nazi's

Een van de deelnemers aan deze tentoonstelling was Le Corbusier. Hij publiceerde zijn: "Vijf punten voor een Nieuwe Architectuur":

  1. Het gebruik van de zogenaamde pilotis. Zij verheffen gebouwen van de grond en laten het verkeer of het landschap eronder gewoon doorlopen.
  2. De natuur in de stad halen kan door gebruik te maken van een plat dak met bijvoorbeeld groen beplanting.
  3. De plattegrond kan vrij ontworpen worden: binnenmuren zijn overal te plaatsen, aangezien ze niet dragen.
  4. De buitengevel is een gordijnwand; geen dragende functie.
  5. Le Corbusier geeft de voorkeur aan lange horizontale ramen, liefst over de gehele lengte van de gevel

Links een lamp naar ontwerp van Marianne Brandt. Rechts boven een onderdeel van een theeservies. Het theeservies van Marianne Brandt is een modelontwerp, dat industrieel vervaardigd kan worden. De vormgeving van het servies wordt gekenmerkt door strakke lijnen en een functionele verschijning. Het servies is gemaakt in periode dat de kunstenaar László Moholy-Nagy aan de metaalwerkplaats van het Bauhaus doceert. Hij geeft in zijn lessen een introductie in rationeel gebruik van basistechnieken en materialen. Hij staat positief tegenover samenwerking met de industrie. Door modelontwerpen en patenten te verkopen in plaats van eenmalige, ambachteijke voorwerpen voor een klein aantal rijke burgers te produceren, kan het Bauhaus bovendien financieel onafhankelijker worden van zijn geldschieters.

Marianne Brandt (Chemnitz 1892 Halle 1983) Thee extract kannetje, 1924 binnenkant verzilverd, messing + ebbenhout, h. 7,5  

Bij het ontwerp van dit theekannetje ging Marianne Brandt net als vele andere ontwerpers van het Bauhaus uit van de basisvormen cirkel, kogel e n cilinder. Hoewel de industriële productie het einddoel was in de metaalwerkplaats, werd alles hier met de hand gemaakt. Omdat men nog niet zoveel verstand had van machinale productieprocédés, had men het idee dat basisvormen gemakkelijk industrieel te vervaardigen zouden zijn. Bovendien sloot het gebruik van basisvormen aan op de theoretische vormleerlessen van onder andere Kandinsky. Aangezien bijna de hele productie tot 1928 gericht was op deze toepassing van basisvormen en kleuren, ontstond er in elk geval in de ogen van anderen, zoiets als een Bauhausstijl.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M..  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

http://www.bauhaus-dessau.de/en/

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven.


02/01/2010 update