Charles Baudelaire 

(1821-1867)

Charles Baudelaire  is uitgegroeid tot het prototype van de moderne held, product van een epoque die hij zelf gedefinieerd en beschreven heeft. Zijn levensweg lijkt te worden getekend door eeuwig mislukken. Een bevoorrechte jeugd, veel kunstzinnige capaciteiten en carrièrekansen - hij benutte de voorsprong maar heel gedeeltelijk. Voor het grote werk ontbrak het hem aan de lange adem en de dagelijkse discipline. Baudelaire bleef tot zijn dood - hij stierf op de leeftijd van 46 jaar - nagenoeg onbekend.

In het Parijse schrijvers- wereldje was hij hooguit de geniale zonderling, die altijd en eeuwig problemen had met uitgevers. En dan wordt na zijn dood zijn werk opeens ontdekt. Een hele generatie voelt zich door zijn poëtische teksten aangesproken en bevestigd. De toewijding van de impressionistische schilders aan de thematiek van het moderne leven, de talloze doeken van caféscènes, picknicken in de vrije natuur, paardenrennen, de boulevard met zijn geflaneer, de meisjes van plezier en de outsiders, Baudelaire had het in zijn (kunst-) theoretische publicaties allemaal al aangegeven, ja bijna geëist. Baudelaire levensstijl was die van de bohémien en excentriekeling. Als 21-jarige mag hij beschikken over de erfenis van zijn jonggestorven vader, betrekt meteen een chic 'palais' in de Franse hoofdstad en jaagt er in recordtijd een enorme som geld doorheen. Twee jaar later moet zijn moeder weer voor zijn levensonderhoud opdraaien, zelf wordt hij onder curatele naar een zolderkamer, die hij deelt met zijn geliefde Jeanne Duval.

Met haar heeft hij een jarenlange, moeizame verhouding vol wederzijdse afhankelijkheid, ruzies, ziekte, jaloerse drama's en heel veel onmin. Ze zijn beide verslaafd aan drugs en besmet met syfilis. In 1845 probeert Baudelaire een eind aan zijn leven te maken. 'Ik dood mijzelf, omdat ik niet meer leven kan, omdat de moeite om in te slapen en de moeite om wakker te worden, mij onverdraaglijk zijn' schrijft hij in een afscheidsbrief. Als hij zich weer moet zien te redden in het leven, knoopt hij aan bij zijn allereerste plannen en begint een carrière als schrijver.

Zijn eerste publicaties zijn Salonkritieken. Geconfronteerd met de ontelbare antieke helden en halfnaakte mythische figuren die op de Salons van 1845 en 1846 de schilderijen bevolken, stelt Baudelaire de vraag naar de taak en de mogelijkheden van de eigentijdse kunst. Onder de kop 'Het heroisme van het moderne leven' waagt de 24-jarige criticus zich aan een richtingbepalende uitspraak: 'De ware schilder', schrijft hij, 'is de schilder die het leven van alledag zijn heldhaftige kant weet af te dwingen, die ons met zijn verf of zijn tekenstift leert bevatten hoe groots en poëtisch wij zijn met onze stropdassen en laklaarzen'.

Niet het historiestuk met zijn verhullende ontleningen en moraliserende pretenties, maar een beeld te schilderen van het heden moet de opdracht en de uitdaging van de schilder zijn.

Meteen stelt Baudelaire ook de vraag naar de artistieke vorm. In deze historische fase van grootscheepse omwentelingen, spectaculaire technisch-industriële vooruitgang en nieuwe sociale en maatschappelijke organisatievormen, moet ook de kunst nieuwe uitdrukkingsvormen zien te vinden: het komt erop aan andere, nieuwe perspectieven en technieken te ontwikkelen, die het typerende van het eigen tijdperk ook in de vorm kunnen vastleggen. Het impressionisme, met zijn schetsmatige schildertechniek, de snelle, spontane greep op het motief, zonder sjabloon en compositorische voorstudie, lost deze eis van Baudelaire bijna tien jaar later in.

La modernité

In een tekst uit 1863 zet Baudelaire als titel boven een hoofdstuk: 'la modernité', de moderniteit, en verzint daarmee een nieuw begrip dat dit tijdperk meer dan wat ook bepaald heeft. Het woord modernus is op zich niet nieuw, al sinds de klassieke Oudheid staat het voor het altijd weer nieuwe, actuele, het modieuze ook, tegenover het oude, ouderwetse. Maar dit substantiveren van het bijvoeglijk naamwoord is niet alleen maar een grammaticale truc, het is een interpretatie van de tijd zelf, waarvan het voornaamste kenmerk klaarblijkelijk is de constante vervanging van wat gisteren nog was door wat vandaag is. Als je deze gedachte doorzet, is het enige echt duurzame de verandering, het vluchtige, de permanente vernieuwing. Dientengevolge kunnen er geen onaantastbare waarden, kan er geen eeuwig geldende (esthetische) overeenstemming meer bestaan. Mens en maatschappij moeten zichzelf steeds opnieuw 'uitvinden'. Ons 20ste- eeuwse begrip van modernisme en avant-garde draagt in veel opzichten het stempel van Baudelaires analyse.

Het thema van moderne stedelijke situaties - en niet zoals bij De arenleesters van Millet boeren op het platteland - is typerend voor het werk van Caillebotte

DE MODERNITEIT  uit: Charles Baudelaire  "De schilder van het moderne leven"

De bloemen van het kwaad

In het langzaam tot formulering komende inzicht in het moderne vermengde zich voor de dichter Baudelaire ook het zoeken naar een passende literaire taal. Zijn beroemde dichtbundel Les fleurs du mal (De bloemen van het kwaad) die in 1857 verschijnt en door de keizerlijke censuur op basis van blasfemische tendensen als aanstootgevend wordt beoordeeld, verbindt klassieke mythologische thema's met observaties uit het alledaagse leven, verbindt het verhevene met het banale en het fantastische met de sociale realiteit. Verleden en heden zijn voor hem in dezelfde mate materiaal, verplaatsbare decorstukken, citaat.

Als schrijver geloofde Baudelaire als geen ander aan de onvoorwaardelijke ontplooiing van artistieke individualiteit en originaliteit. 'in het rijk van de verbeelding en de kunst ... is iedere bloem spontaan, persoonlijk,' schrijft hij.

'Een kunstenaar kan zich alleen op zichzelf beroepen. Hij belooft de toekomst niets dan zijn werken. Alleen zichzelf is hij verantwoording verschuldigd. Hij sterft kinderloos. Hij is zijn eigen koning, priester en god.'

Duidelijker en profetischer kunnen de werk- en levensomstandigheden van de moderne kunstenaar nauwelijks verwoord worden.

  • Het maatschappelijke isolement,
  • de existentiële openhartigheid,
  • het onvoorwaardelijke vertrouwen in het eigen handelen zonder hulp van welke instantie ook

deze moeilijke en eenzame weg zouden generaties van jonge schilders, schrijvers en componisten gaan in de 20ste eeuw. Baudelaire, de magiër onder de dichters, was een van hun voorgangers.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur: Musee d'Orsay Abcoude 2001Martina Padberg

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven

02/02/2010  CKV-2