Het wonder van Wenen


Als de pijpen tevoorschijn kwamen, wisten Franz Schuberts vakbroeders en vrienden: nu zijn de meest vrolijke uren van de avond aangebroken. Een avondje Schubertiade begon immers met muziek, poëzie, tekenen en....speelde men tussendoor een voorloper van het spelletje Hints.  


Franz Schubert: componist, armoedzaaier, cafébezoeker, grappenmaker en bezitter van een serieuze geslachtsziekte, is altijd een gewone jongen gebleven. En zijn muziek is onverminderd sterk gebleken en door de eeuwen heen een inspiratiebron voor musici, componisten, schrijvers, dichters en denkers.

(geboren Lichtenthal bij Wenen 31.01.1797 overleden Wenen 19.11.1828)

Vrienden zijn voor Schubert van enorm belang geweest. Zonder hen zou zijn vrijgezellenbestaan ondraaglijk eenzaam zijn geweest, daar ook zijn vader, uit boosheid omdat Franz zijn brood niet op een fatsoenlijke' manier wilde verdienen, hem jarenlang verstootte. Dat Schubert nooit trouwde kwam deels door zijn armoede, maar vooral ook door zijn diepgevoelde levensopdracht tot componeren. 

Zijn vrienden echter erkenden al vroeg zijn genie, boden hem warme bewondering, gezelligheid, en zonodig financiële hulp en onderdak; en dit was vaak nodig, want het beroep van componist gold in die tijd nog als een ambacht als elk ander en de inkomsten waren schaars. 

Schubert woonde o.a. in bij zijn intimus Franz von Schober, een begaafd amateur op vele kunstgebieden, waaronder de dichtkunst (An die Musik, Alfonso und Estrella). Tot Schuberts bekendste vrienden behoren voorts Johann Michael Vogl, bariton bij de hofopera, die vele van zijn liederen voor het eerst ten gehore bracht (o.a. Erlkönig in 1821); Anselm Hüttenbrenner, componist; zijn broer Josef Hüttenbrenner, trouwe helper van Schubert, die zijn zaken regelde en vaak muziek voor hem copieerde; Johann Mayrhofer, ambtenaar en dichter van o.m. 47 van Schuberts liedteksten en twee van zijn libretti (Adrast, Die Freunde von Salamanka); Karl en Anna Pachler te Gratz, waar Schubert graag verbleef en met bewondering en vriendschap ontvangen werd; Josef von Spaun, ambtenaar, die een dagboek naliet met belangrijke notities over Schubert; baron von Schönstein, groot liefhebber en zanger van Schuberts liederen; Johann Jenger, ambtenaar; Moritz von Schwind, de romatische schilder; de gezusters Fröhlich, drie zangeressen en een pianiste; de familie Sonnleithner; en de Esterházy's, die Schubert als muziekleraar in dienst namen en op wier landgoed in Hongarije hij in 1818 en 1824 de zomer doorbracht.

A Melody of Schubert, Francisco Masriera, 1896

Door hen kende Schuberts leven, naast armoede en een onzekere toekomst, toch ook veel vrolijkheid en zorgeloosheid. De romantische figuur van de componist paste zich goed aan bij het vrijgezellenbestaan, terwijl warme vriendschap, gezellig verkeer en schwärmerische' bewondering hem ten deel vielen en zijn leven druk gevuld was met afwisselende bezigheden: naast componeren ook musiceren en vriendenpartijtjes waar zowel druk gepraat als gedanst werd waarbij de steeds bereidwillige Schubert voor de dansmuziek zorgde en uitstapjes in het Weense gezelschapsleven, hoofdzakelijk in burgerlijke milieus en in volkswijken waar de volksmuziek nog beoefend werd.

 

Die Krähe

Eine Krähe war mit mir
Aus der Stadt gezogen,
Ist bis heute für und für
Um mein Haupt geflogen.

Krähe, wunderliches Tier,
Willst mich nicht verlassen ?
Meinst wohl, bald als Beute hier
Meinen Leib zu fassen ?

Nun, es wird nicht weit mehr geh'n
An dem Wanderstabe.
Krähe, laß mich endlich seh'n
Treue bis zum Grabe !
 

Video fragment 1 Over Schubertiades

Video fragment 2 Schubert "Impromptu D.935 no 3"

Video fragment 3 Schubert "Die Krähe, nr. 15 van de cyclus Winterreise"

Naar inhoud gaat de evolutie van volkse inspiratie en natuurgevoel (Wohin, nr. 2 van Die schöne Müllerin) naar het strikt persoonlijke en verinnerlijkte (Die Krähe, nr. 15 van de cyclus Winterreise). 

De instrumentale begeleiding, aanvankelijk vooral ondersteunend en begeleidend (Heidenröslein), verkrijgt later vaak een natuurgevoelig karakter (Die Forelle, waar zij het gemurmel van het water weergeeft), om ten slotte een beeldende, dramatische functie te verwerven en hier en daar zelfs in dialoog te komen met de zangstem (Der greise Kopf, nr. 14 uit Winterreise). 

In de oudste liederen overheerst de tekstsynthese, waarbij de melodie in haar geheel de gevoelsinhoud van het vers samenvat (Gretchen am Spinnrade); in jongere liederen doet Schubert aan tekstanalyse, d.w.z. dat afzonderlijke muzikaaltechnische middelen bepaalde zinsneden, literaire beelden of afzonderlijke woorden illustreren (Die junge Nonne, Am Meer, nr. 12 uit Schwanengesang of Letzte Hoffnung, nr. 16 uit Winterreise). 

Onder de meest typische voorbeelden daarvan kan Am Meer worden gerekend: 

  • der Nebel stieg' = stijgende kwint in de melodie; 
  • das Wasser schwoll' = stijgend tremolo in de instrumentale omlijsting; 
  • die Möwe flog hin und wieder' = een octaafsprong in de melodie suggereert het hin und wieder'; 
  • fielen die Tränen nieder' = accenten illustreren het vallen van de tranen, terwijl de harmonisatie met chromatische verlagingen de intense smart uitdrukt.

 

Schubert gaf in zijn muziek veel gevoelens weer, en riep ze tijdens de uitvoering op bij de luisteraar; hij schildert een bepaalde situatie, een bepaalde sfeer. Hij zocht naar evenwicht tussen volkse eenvoud en kunst. De liederen doen denken aan volkskunst, maar de uitdrukking van gevoelens en stemming is subtiel: we spreken dan ook van "kunstlied" om het te onderscheiden van het volkslied.

Behalve dat de piano een gelijkwaardige partij is naast de zangstem, is het ook opvallend dat de liederen met een voorspel beginnen en met een naspel eindigen. De pianopartij heeft ook een functie in het oproepen van gemoedstoestanden. Bijvoorbeeld in het lied Gretchen am Spinnrade. De piano beeldt het snelle ronddraaien van het spinnewiel uit, en verbeeldt ook de onrust in de gedachten van Gretchen als zij aan haar geliefde denkt.

  Franz Schubert (1797 - 1828)  Gretchen am Spinnrade (Mp-3)

Een ander voorbeeld is het lied Erlkonig. In de pianopartij hoor je het voortjagend paard, de angst van de vader die door de nacht voortraast met zijn kind in zijn armen geklemd

Schubert heeft honderden liederen geschreven. Een aantal van die liederen vormen een zgn. liederencyclus. Een ervan is "Die schöne Müllerin'. Als je alle teksten van die liederen achter elkaar leest, merk je dat het over een rondtrekkende molenaar gaat, die door een beekje, zijn gids en trooster, geleid wordt naar de mooie molenaarster. Zijn schuchtere, innerlijk hevige liefde voor haar wordt gekwetst door haar. Zij flirt met de jager. Daarom trekt hij verder en zoekt de dood in het beekje. De liederen zijn soms volksliedachtig van melodie. De begeleiding is doorwerkter. Ze geven alle gevoelens van een eenvoudige jongeman weer.

Een andere liederencyclus is de "Winterreise". Er zit veel symbolische betekenis in. De jongen kent gevoelens van zuivere liefde tot ziekelijk doodsverlangen. Hij reageert op het winterlandschap, het geknars van de weerhaan, het starre gebaar van een wegwijzer; het kerkhof ziet hij als een herberg, die voor hem helaas geen plaats meer heeft. In de lierman (die een draailier bespeelt), vond hij het symbool voor zijn leven: buiten het dorp bespeelt hij met zijn stijve vingers het armzalig volksinstrument. Niemand luistert naar hem, maar toch blijft hij zijn lier maar draaien.

Alle liederen van elke cyclus geven niet zomaar het "verhaal' weer. Dat kun je als lezer of luisteraar zelf er uit opmaken als je het ene gedicht of lied na het andere leest of hoort. Elk lied gaat over een gevoelstoestand in een bepaalde situatie. Al die situaties achter elkaar gezet leveren het 'verhaal' op.

In de liedkunst heeft Schubert zijn historische zending vervuld: hij heeft het Duitse romantische lied definitief gestalte gegeven. Het berust op een intieme toon, een beknopte, overzichtelijke vorm en samenwerking van zangstem en instrumentale omlijsting, om de diepere zin van de tekst intense uidrukking te geven. Wat de vorm betreft is een ontwikkeling waar te nemen van het streng gebonden en strofische (Das Wandern, nr.1 van de cyclus Die Schöne Müllerin) naar het vrijere, soms zelfs doorgecomponeerde lied (Der Doppelgänger, nr. 13 uit de cyclus Schwanengesang). Daarnaast zijn ook de gevarieerd strofische liederen talrijk (Der Jüngling am Bache).

 

Schubert aan de piano (1899, Gustav Klimt) 

Schubert wil echter als componist niet op tirannieke wijze over de tekst heersen; hij past zich aan bij elke tekstdichter en bij de stemming van elk vers. Daardoor herhaalt hij zich nooit en wordt zijn liedkunst, ondanks het grote aantal werken, nooit eentonig. Muzikale en literaire gedachten groeien volkomen samen. Bij dat alles laat Schubert zich niet door wijsgerige overwegingen leiden. Hij vertrouwt volkomen op zijn spontane intuïtie, zodat vele van zijn liederen a.h.w. de afdruk zijn van een al dan niet bewuste belevenis. Zijn liedkunst berust op stemmingen en aanvechtingen, niet op betogende expressie, zoals de latere, hoogromantische liedkunst. Wel heeft Schubert de weg aangewezen waarlangs het Duitse lied zich verder zal ontwikkelen, maar het spreekt vanzelf dat zijn opvolgers (Schumann, Brahms, Strauss e.a.) elk een eigen karakter aan dat lied gegeven hebben. Toch blijft het Schuberts historische betekenis dat hij de grondslag legde voor de inkeer, de zelfbezinning en de synthese van tekst en melodie, van melodie en instrumentale omlijsting, die de grootheid van de Duitse romantische liedkunst blijven uitmaken. In totaal componeerde Schubert meer dan 600 liederen, waarvan ruim 100 meerstemmig.

Schubert componeerde misschien wel de aangrijpendste en meest desolate klanken uit de muziekgeschiedenis. Franz Schubert werd slechts 31 jaar oud maar liet een oeuvre na van bijna duizend werken. Treurige werken vaak. Zo voert de cyclus Winterreise de luisteraar door een ijzingwekkend landschap waarvan geen reiziger terugkeert. Toch is het juist die treurigheid die fascineert en zelfs troost biedt. 

Franz Schubert (1797-1828) was een vat vol tegenstrijdigheden. Hij was een bourgondische levensgenieter vol banale grappen, maar ook een dolende zwerver, geobsedeerd door dood, mislukking en eenzaamheid. Die tragische kant heeft in de beeldvorming de overhand gekregen en de mythe van de lijdende en miskende componist kent in hem zijn patroonheilige. Hoewel Schubert ook lichtvoetige muziek bleef schrijven, kenmerkt zijn latere werk, zoals Winterreise en het nog somberder Schwanengesang, zich vooral door de onheilszwangere thematiek van verlatenheid en dood. Schuberts humor daarbij was vaak wrang en niet vrij van zelfspot, zoals in Die Schöne Müllerin, waarin de 'Wanderer' in hetzelfde beekje verdrinkt dat hij aan het begin van de liederen­cyclus nog zo lieflijk bezongen had.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven: het Nederlandse onderwijs is een kale kip en daar valt dus niets te plukken. 

12/12/2014 update