Alain Robbe-Grillet Leesfragment 1: In het labyrinth

Leesfragment 2: Jaloezie

 

De film die Alain Resnais maakte, 'L'Année dernière à Marienbad', geldt als één van de artistieke hoogtepunten van de Nouvelle Vague. In tegenstelling tot de meeste andere vertegenwoordigers van deze beweging, zoals Jean-Luc Godard, Francois Truffaut, Claude Chabrol, gebruikte Resnais scripts van gerenommeerde schrijvers.

Zo schreef Alain Robbe-Grillet het scenario voor 'L'Année dernière à Marienbad'.

De film speelt zich af in een barok kasteel waarin een man een vrouw ontmoet. Hij claimt dat hij haar vorig jaar heeft gezien in Marienbad, een kuuroord in Tsjechoslowakije, maar zij bestrijdt dat. Gedurende de hele film zijn ze verwikkeld in een spel van herinnering. De film tart alle conventies van Hollywood. De gebruikelijke tijd-ruimte continuïteit, die de illusie van een chronologisch verloop op de kijker overbrengt, wordt door Resnais volledig ondermijnd.

Leesfragment 3: Djinn

Uit het Frans vertaald en van een nawoord voorzien door Willem Desmense

Pers: Djinn is een fascinerende roman. Boris (de hoofdpersoon) verdwaalt in een labyrint van herinnering en 'toekomstherinnering', van 'directe werkelijkheid en schijnwerkelijkheid'. Hij stoot tegen loszittende stenen en trapt in onzichtbare gaten. Uiteindelijk verdwijnt hij spoorloos. Hij lost op in het niets. Het hoe en waarom blijft je nog dagen bezighouden. (Margot Dijkgraaf, NRC Handelsblad)

Begin Hoofdstuk 1:

Ik ben er precies op het afgesproken tijdstip: het is half zeven. Het is al bijna donker. De loods is niet op slot. Ik duw de deur waarop geen slot meer zit open en ga naar binnen.

Binnen is het stil. Terwijl ik aandachtiger luister, registreert het gespitste oor slechts een zwak geluid, duidelijk en constant, tamelijk dichtbij: water dat uit een of andere niet goed dichtgedraaide kraan druppelt, in een bassin of wasbak of gewoon in een plas op de grond.

In het zwakke licht dat door de deels gebroken, grote, vieze ramen sijpelt kan ik de ongetwijfeld versleten voorwerpen, die aan alle kanten slordig opeengepakt om me heen staan, nauwelijks onderscheiden: oude afgedankte machines, metalen karkassen en diverse stukken schroot waaraan stof en roest een uniforme en vale zwartachtige tint verlenen. Als mijn ogen een beetje aan het donker gewend zijn zie ik eindelijk de man tegenover mij. Staand, roerloos, zijn handen in de zakken van zijn regenjas; hij kijkt me aan zonder iets te zeggen, zonder de minste of geringste groet. De persoon draagt een donkere bril en er schiet me een gedachte door het hoofd: misschien is hij wel blind...

Lang en mager, waarschijnlijk jong; hij leunt achteloos met een schouder tegen een stapel ongelijkvormige kisten. Door de bril tussen de omhooggeslagen kraag van de regenjas en de over het voorhoofd getrokken hoedrand is zijn gezicht niet helemaal zichtbaar. Het geheel doet je onvermijdelijk denken aan oude detectivefilms uit de jaren '30.

Nu ik eenmaal zelf stilsta, vijf of zes passen verwijderd van de man die zo roerloos als een bronzen standbeeld blijft staan, zeg ik duidelijk (maar zachtjes) het gecodeerde herkenningsbericht: "Monsieur Jean, neem ik aan? Mijn naam is Boris. Ik kom voor de advertentie."

En vervolgens hoor ik weer alleen het constante vallen van waterdruppels in de stilte. Is deze blinde soms ook doofstom? Na een paar minuten komt er eindelijk een antwoord: "Het is geen Jean, maar Djinn. Ik ben een Amerikaanse."

Mijn verbazing is zo groot dat ik die maar nauwelijks kan verbergen. Het is inderdaad de stem van een jonge vrouw: welluidend en warm met een lage klank die er een vleugje sensuele intimiteit aan geeft. Dat ze met "monsieur" wordt aangesproken zet ze echter niet recht; dat accepteert ze blijkbaar.

Een flauwe glimlach speelt om haar lippen. Ze vraagt: "Vindt u het erg om voor een meisje te werken?"