Holland in de zeventiende eeuw

Centrum van de wereld 

De groei en bloei van de eerste helft van de 17de eeuw - groei en bloei op alle gebieden - vormen een raadsel dat nog altijd in zijn geheel niet te overmeesteren is. Bijna alle gegevens - de bevolkingsgroei, de uitbreiding van de stad, het instromen van vreemdelingen, de toename van de handel, de snel verworven rijkdom, de bouw van het stadhuis, de nieuwe taal van nieuwe dichters, de onvoorstelbaar omvangrijke beoefening van de schilderkunst, de opleving van de wetenschap, het grote aantal godsdiensten - zijn verbijsterend, zelfs in de nuchterheid van de cijfers. 

Het kleinstedig Amsterdam wordt in zeventig jaar in bewonersaantal de derde stad van Europa (na Londen en Parijs), maar naar financiële en commerciële grootheid de eerste. 

De opgang van de stad moet als een bewijs van goedkeuring door de gereformeerde God zijn gezien en de totale uitholling van de middeleeuwse katholieke maatschappij bewijzen. 

'Ende werde hier opentlick getoont, dat die werlt dan haer meest veroevert als Goods eere meerder nedergeleyt werdet.' 

video fragment: "De gevolgen van de 80-jarige oorlog".

De verdeling van Europa in een Katholiek en een Protestants kamp had zelfs invloed op de kunst van kleine landen als de Nederlanden. De Zuidelijke Nederlanden, die wij tegenwoordig België noemen, waren Katholiek gebleven en wij hebben gezien, hoe Rubens in Antwerpen ontelbare opdrachten kreeg voor kerken en van vorsten en koningen, om reusachtige doeken te schilderen ter verheerlijking van hun macht.

De Noordelijke provincies van de Nederlanden echter waren opgestaan tegen hun Katholieke meesters en de meeste inwoners van hun rijke koopsteden hingen de Protestantse godsdienst aan. De smaak van deze Protestantse Hollandse kooplieden was heel anders dan die aan gene zijde van de grens heerste; Deze mensen waren in hun levensopvatting met de Engelse Puriteinen te vergelijken: godsvruchtige, hardwerkende, spaarzame lieden, waarvan de meesten niet hielden van de overdadige pracht in de zuidelijke levenswijze. Hoewel hun zienswijze milder werd naarmate hun materiële zekerheid groeide, aanvaardden deze Noordnederlandse burgers van de zeventiende eeuw nimmer de volle Barokstijl, die in het Katholieke deel van Europa in zwang was. Zelfs in de bouwkunst gaven zij de voorkeur aan een zekere sobere ingetogenheid. Toen Holland in het midden van de zeventiende eeuw het toppunt van zijn macht bereikt had en de burgers van Amsterdam hadden besloten een groot stadhuis te bouwen, dat de trots en de prestaties van hun pasgeboren natie zou weerkaatsen, kozen zij hiervoor een vorm, ondanks alle grootsheid, eenvoudig van contour en sober van versiering
Wij hebben gezien, dat het effect van de overwinning van het Protestantisme zelfs nog groter was op het gebied der schilderkunst Wij weten, dat de ramp zo groot was, dat zowel in Engeland als in Duitsland, waar gedurende de Middeleeuwen de kunsten evenzeer hadden gebloeid als waar dan ook, het beroep van schilder of beeldhouwer geen nieuwe talenten meer aantrok. Wij herinneren ons, dat de schilders in de Nederlanden, waar de traditie van het goede handwerk sterk was, zich tot bepaalde takken van hun kunstvak, waartegen op godsdienstige grond geen bezwaar bestond, moesten beperken.

Tot de belangrijkste van deze afzonderlijke takken, die in een Protestantse gemeenschap nog levensvatbaarheid hadden, behoorde, zoals Holbein in zijn tijd reeds had ervaren, het portretschilderen. Menig rijkgeworden koopman toch wilde zijn eigen beeltenis aan zijn nakomelingen nalaten, menig eerzaam burger, die tot schepen of tot burgemeester was gekozen, wenste, versierd met de tekenen zijner waardigheid, te worden geschilderd. Bovendien waren er vele lokale besturen en regentencolleges, die een vooraanstaande plaats in het leven van de Hollandse steden innamen en die de lofwaardige gewoonte volgden van zich groepsgewijs te laten portretteren voor de regentenkamers en de vergaderzalen van hun instellingen. Een kunstenaar wiens manier van schilderen bij het publiek in de smaak viel, kon dus hopen op een redelijk vast inkomen. Mocht echter zijn schilderwijze uit de mode raken, dan kon hem dat tot de bedelstaf brengen.


De eerste eminente schilder van het vrijgeworden Holland, Frans Hals (1580?-1666), was gedwongen zulk een onzeker bestaan te leiden.

Naast potretschilderen ontstaan er zogenaamde specialisaties.

02-05-2010 last update  CKV-2