Zoeken naar cultuur in Nederland
 
  Reis door cultuur in Nederland
 
  over cultuurwijs abonneer
 
home
terug
opnieuw zoeken
opnieuw zoeken

Enquête naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen

In 1887 stelde de Tweede Kamer een parlementaire enquête in om te onderzoeken of kinderarbeid tot het verleden behoorde. Het onderstaande citaat laat zien dat dit nog lang niet het geval was.

Lichaamshouding van jeugdige arbeiders bij lage spinmachine, Autotypie, boekillustratie. Voor het eerst gepubliceerd in het Centraal Verslag der Arbeidsinspectie 1914. Collectie Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis © IISG

De vragen (V) worden gesteld door de voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie. De antwoorden (A) worden gegeven door M. Everaerts, een ex-werknemer van de glasblazerij van de firma Regout in Maastricht.

V: Wat ligt u nu nog bij uit den tijd dat gij in de glasblazerij waart? Gij zijt er het eerst naar toe gegaan op uw tiende jaar. Hoe laat moest gij er naar toe?
A: 's Nachts om half twaalf, dat was ook tot verveling van mijn ouders, die 's nachts moesten waken om mij te roepen. En dan kwam ik 's morgens om half twaalf naar huis, zoo zwart als een moor, terwijl ik bijna niet kon staan van vermoeidheid, dat kunt gij begrijpen.

V: Waren er veel kinderen met u toen ter tijd of weinig van die kinderen van 10 jaar?
A: Wel een 30, misschien meer.

(...)

V: Maar dáár is nu, Goddank! een einde aangekomen door de nieuwe wet. Sedert 1874 komen die dingen niet meer voor, niet waar?
A: Dat zou ik niet kunnen zeggen.

Uit: Herman Cornelis Verniers van der Loeff en H. Goeman Borgesius, Enquête betreffende de werking en uitbreiding der wet van 19 september 1874 (Staatsblad no. 130) en naar den toestand van fabrieken en werkplaatsen. (Sneek, Pyttersen, 1887) 5 bundels.



Hoofdartikel:
•  Kinderarbeid in Nederland

 
Instelling:
De Burcht - Vakbondsmuseum
 
Publicatiedatum:
19 maart 2004