In de bijbel staat precies wie de voorouders van Jezus waren. De evangelist Mattheus somt ze allemaal op: achtentwintig generaties tot koning David, en dan nog eens veertien tot aartsvader Abraham. Vooral de afstamming van koning David was voor gelovigen belangrijk. Want daarmee klopte de profetie van de profeet Jesaja over de komst van de Messias (Jezus): hij zou voortkomen uit de wortels van de 'tronk van Isaļ' (dat was de vader van David).
Er is iets bijzonders met die afstamming: het zijn de voorvaders van Jozef die genoemd worden. Maar Jozef was niet Jezus' biologische vader, want in datzelfde hoofdstuk bij Mattheus staat beschreven dat Maria niet zwanger was geworden van Jozef, maar uit de 'heilige geest'. Ze was dus nog maagd toen Jezus geboren werd. Desondanks gelden de voorouders van Jozef als die van Jezus.
De stamboom van Jezus was in de Middeleeuwen een geliefd thema voor schilders en wel speciaal de veertiende tot en met achtentwintigste generatie, toen de koningen van Juda de stamvaders waren. Dat bewees dat Jezus niet zomaar iemand was, maar dat hij koninklijk bloed had.
Annemarie Vels Heijn
