TEXTIELKUNST (Textiele Werkvormen voor havo/vwo)


HERORIENTATIE OP MATERIAAL EN TECHNIEK 1920-1960


De nummers verwijzen naar afbeeldingen.

De verschuivingen binnen de maatschappij voor en tijdens de eerste wereldoorlog hebben o.a. geleid tot een explosie van stromingen in de beeldende kunst: kubisme, futurisme, orfisme, constructivisme, dadaisme en surrealisme. Er ontstaat een nieuw wereldbeeld onder invloed van de zich snel ontwikkelende wetenschap, de opkomst van de massacommunicatiemiddelen, en nieuwe inzichten in het menselijk gedrag. De laat-19e eeuwse wereld van de"Belle Epoque", met al haar overgeleverde normen, met de strakke politieke structuren en hiërarchieën, wordt in vier oorlogsjaren tot de grond toe afgebroken. In de chaos die daarop volgt, ontwikkelen zich zowel pessimistische en anarchistische tendenzen, als meer optimistische toekomst-gerichte ideeën.

In deze situatie wordt in Duitsland het"Bauhaus" opgericht. Deze school zorgt niet alleen voor een omwenteling in de vormgeving van haar tijd, maar manifesteert zich tot op de dag van vandaag in wat wij"industriële vormgeving" zijn gaan noemen. '

Het Bauhaus-ideaal vertoont veel overeenkomst met de ideeën van W. Morris en zijn "Arts and Crafts"-beweging. Maar waar de laatsten zich afzetten tegen de industriële productie, zoekt het Bauhaus juist naar mogelijkheden om kwalitatief hoogwaardige producten in serie te maken.De.prototypen, die op deze opleiding voor vormgevers worden ontworpen, functioneren echter nauwelijks in het industriële klimaat van die dagen. Het belang van het Bauhaus ligt daarom meer in de structuur van de opleiding. Het experimenteren met vormprincipes en met materialen is het uitgangspunt voor het onderwijs. De belangrijkste criteria, waaraan de vormgeving van een product moet voldoen, worden op het Bauhaus ontwikkeld: uitgangspunt voor het ontwerpproces is de functie van het product; de ontwerper denkt vanuit "de eigenschappen van het materiaal"; de vorm komt voort uit de functie, het materiaal en de productiewijze. Hierdoor wordt een rationeel en efficiënt ontwerpproces mogelijk. De ontwerpen van met name de textielwerkplaats behoren dan ook tot de eerste voorbeelden van moderne textielvormgeving (82, 83, 84).

In Rusland zien we hoe kunstenaars, vormgevers en intellectuelen zich na de revolutie van 1917 inzetten om een nieuwe beeldtaal en een nieuwe, niet burgerlijke, vormgeving te ontwikkelen ten behoeve van een socialistische maatschappij (85).

In Frankrijk ontstaat in de jaren twintig en in de vroege jaren dertig een liberaal cultureel klimaat.Allerlei experimenten op het gebied van theater, film, fotografie, architectuur en andere beeldende kunsten zijn nu mogelijk. Veel kunstenaars, vormgevers en intellectuelen werken op verschillende gebieden met elkaar samen, waardoor er een beïnvloeding over en weer, een gedeeltelijk in elkaar overlopen en een ontgrenzing van verschillende vormgevingsgebieden plaatsvindt. Een kunstenares ais Sonia Delaunay-Terk schildert, ontwerpt en vervaardigt kleding, weefsels, gedrukte stoffen en tapijten (87 a, b). R. Dufy schildert, ontwerpt en bedrukt textiel en werkt mee aan belangrijke theaterproducties (88), zoals talloze andere kunstenaars in die tijd.

In de kantiijn van deze ontwikkeling vinden we Mme Cuttoli. Zij zet zich in om het image van het wandtapijt op te poetsen (86). Hoewel deze initiatieven in eerste instantie slechts leiden tot het naweven van schilderijen van moderne kunstenaars, zijn haar bemoeienissen toch verantwoordelijk voor de renaissance van het wandtapijt.,Zonder haar inspanning is de ontwikkeling van de textielkunst na 1950 ondenkbaar.

Tussen kunstenaars als Picasso, Braque, Miro, Leger, Soutine enz. zijn er ook een aantal voor wie het uitlenen van werk, om het te laten naweven, niet voldoende is. Zij zijn niet tevreden met het simpel toeleveren van een schilderij, en gaan zich verdiepen in de specifieke mogelijkheden van dit medium. Door contacten met wevers en door het bestuderen van wandtapijten uit de middeleeuwen krijgen hun cartons steeds meer het karakter van werktekeningen en hun wandtapijten worden meer en meer autonome geweven kunst. Functioneel zijn deze tapijten vooral in de moderne betonarchitectuur (de wandtapijten van de architect Le Corbusier zijn hiervan een sprekend voorbeeld).

De belangrijkste kunstenaar op dit gebied is ongetwijfeld J. Lurcat, die uitgroeit tot de grootste promotor van de tapijtweefkunst in Frankrijk (89, 90).

Hij ontleent aan de middeleeuwse wandtapijten zijn beperkte kleurenskala, de tweedirnensionale, decoratieve vormgeving, de hachuretechniek (die hij vooral gebruikt als vorm- en contourbegrenzing) en het gebruik van een symbolentaal.

In de jaren veertig weet Lurcat een groep in textiel geïnteresseerde kunstenaars om zich heen te verzamelen. Zij exposeren gezamelijk in galerie" La Demeure" in Parijs (91). Na de tweede wereldoorlog speelt Lurcat achtereenvolgens een leidende rol bij de oprichting van de "Vereniging van Cartonschilders" en van het CITAM (Centre International de laTapisserieAncienne et Moderne). Onder zijn voorzitterschap wordt in 1962 de eerste Biennale van de tapijtweefkunst georganiseerd. Hiermee is de internationale doorbraak van de textielkunst een feit.

Zijn enthousiaste persoonlijkheid, zijn geëngageerde werk, talloze publicaties, lezingen en tentoonstellingen over de gehele wereld hebben de belangstelling voor en de appreciatie van de textielkunst enorm vergroot.

In de loop van de jaren vijftig ontstaat er een sterke reactie op het werk van Lurcat en zijn school. Deze tegenbeweging wordt gedragen door kunstenaars die zelf afkomstig zijn uit deze groep. De monumentale wandtapijten uit deze stroming sluiten wat vormgeving betreft aan bij de internationale abstracte stijl in de schilderkunst (Ecole de Paris, abstract expressionisme).

Kunstenaars als Matégot (92) en Tourlière gaan zich ook intensief bezighouden met materiaal en techniek: het méleren van verschillende vezels, het combineren van garens van verschillende kleur, dikte en materialiteit en het toepassen van uiteenlopende technieken versterken de vorm en bepalen in belangrijke mate de zeggingskracht van de gebruikte beeldtaal.

In de late jaren vijftig en in het begin van de jaren zestig zien we de opkomst van de "optical art"; een stroming die gebaseerd is op een rationele, geometrische vormgeving (93, 94)

Deze stroming loopt parallel met de herwaardering van de geometrisch-abstracte stijlen uit de twintiger jaren: het Bauhaus, de Nederlandse "Stijl" beweging en het Russische constructivisme. Ook spelen de ruimtevaartontwikkelingen en de science-fictionliteratuur een rol. De geometrische vormen spelen met de onvolkomenheden van het menselijk oog en scheppen hierdoor een illusie van beweging en ruimte.

De exponent van dit werk is V. Vasarely en hoewel hij geen textielkunstenaar van origine is, lenen zijn ontwerpen zich uitstekend voor de wetmatigheden van het weven.


Een uitgave van de Stichting Bevordering Leermiddelen Expressievakken. Samenstelling M Houtzager- van Wijngaarden Prinsenbeek 1982