Zoeken naar cultuur in Nederland
 
  Reis door cultuur in Nederland
 
  over cultuurwijs abonneer
 
home
terug
opnieuw zoeken
opnieuw zoeken

Fin-de-siècle: 1890-1900

Dit is een onderdeel van een serie over Kledingstijlen van eind 19de eeuw en 20ste eeuw: 1890 - 1980

In de jaren negentig werd de grondslag gelegd voor een nieuwe stijl in de toegepaste kunst en de architectuur, de Jugendstil.
Jugendstilmotieven zoals spiralen en gestileerde lelies werden in deze tijd al toegepast op stoffen en affiches, later ook op meubels, sieraden en gebruiksvoorwerpen. De rol van de vrouw in de maatschappij verschilde in deze periode al sterk met die in de romantiek. Studerende vrouwen waren geen bezienswaardigheid meer. Ook het thema van de zelfstandiger wordende gehuwde vrouw had de belangstelling. Het toneelstuk 'Nora' van lbsen trok jaren achtereen volle zalen in het Theatre Libre te Parijs.

      Inhoud

 

 © Centraal Museum Utrecht

Afb. 1, tweedelige japon, ca. 1895, zwart zijden satijn, gebrocheerd met roze bloemen en groene ranken, garnering van zwarte kraaltjes en roze pailletten op tule, broches van zwart geslepen glas en strass © Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 2, blouse, ca. 1895, zwart en lichtgroen gestreepte tafzijde, donkergroen zijden fluweel, geplisseerde gaze-de-soie en gehaakte kanten motieven © Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 3, paar schoenen, ca. 1890-1895, zwart leer, garnering van gitsteentjes© Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 4, sortie (avondcape), ca. 1895, witte moiré-zijde, garnering van gaze-de-soie met ingeweven streep en zilverkleurige kralen © Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb.5, collier, ca. 1900, git, max. lengte 24 cm © Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 6, tweedelige japon, ca. 1898, paars velours-panne en laken, crème gaze-de-soie, garnering van machinale kant en paarse zijden satijnen arabesken © Centraal Museum Utrecht

De kleding van de VROUW was van achteren, minder geprononceerd dan in de vorige periode, doordat de tournure werd vervangen door een klein kussentje. Na 1892 werd ook deze opvulling niet meer gedragen. De japon had lange mouwen waarvan het bovenste deel sterk poffend. Later, na 1895 was de gehele mouw poffend (afb. 1). De japon had verder een kraag met revers en aan de rok soms een sleepje. Men droeg graag een bolero, over blouse of jurk. Veelgedragen: het wandelkostuum of tailleur dat bestond uit een heuplang jasje, een wijde rok en een blouse met hoge boord en lange manchetten (afb. 2 en 6). Typisch voor deze tijd was de guimpe met hoge boord. Een huisjapon werd veel gedragen, de avondjas was van hetzelfde model.

De sportieve kleding: basiskostuum was een overhemd met kleurige das op een wijde rok. Voor paardrijden werd dit aangevuld met een jasje en een hoed. Voor tennissen dunnere stoffen en op het hoofd een matelot . Fietsen deed men in een wijde pofbroek (vergelijk de bloomers uit 1848) . Aan het strand een badkostuum met mouwen en pijpen tot de knie.
De mantel: wijde mantel of korte sortie (ook rotonde genoemd) (afb. 4).
De onderkleding: combinaisons met 'laize frou frou'. Kort korset om de taille in te snoeren.
Het haar: losjes opgestoken met gekrulde pony. Veel haarstukjes.
De hoed: vooral de matelot van stro of vilt: hoeden met strikken . Voiles tegen stof en zon. Kapothoedjes.
De accessoires: behalve de negentiende-eeuwse sieraden en accessoires in deze periode ook veel ceintuurs, vooral van ribslint. Modieus was de face-à-main, en het gebruik van een struisveren waaier bij een avondtoilet. In deze periode voor het eerst platina sieraden.
De schoenen: elegante modellen met hakjes (afb. 3). Bij sportieve kleding knooplaarsjes met zwarte kousen.

 

De kleding van de MAN bestond uit jas, broek en vest.
De jas was aan de onderzijde ofwel recht (costume-veston) ofwel sterk weggesneden (costume-jacquet). Het laatste kostuum kreeg een wat officiëlere functie, naast de smoking voor diners en het rokkostuum voor gala. Het overhemd had een opstaande boord met omgeknikte punten. In plaats van een geheel hemd werd ook wel een los front met boord en losse manchetten gedragen.
De mantel: wijde pardessus en smalle overjas. Lange dikke jas of bontjas voor autorijders, aangevuld met stofbril en pet.
Het haar: kort. Geen baard, wel grote snor.
De hoed: men droeg voor iedere gelegenheid een andere hoed; hoge hoed bij het geklede kostuum, de Homburghoed of bolhoed voor overdag, pet en strohoed voor sport.
De schoenen: laag met veters; hoge rijglaarzen in de winter.

 

De kleding van het KIND was niet langer een kopie van die van de volwassenen. Broderiejurkjes waren populair. Meisjes droegen pelerinemantels. Voor jongens en meisjes matrozenpakken; meisjes met een plooirok, de jongens met halflange of lange broek.

 

De STOFFEN: wol, katoen, laken, tweed, flannel.
De kleuren: typisch Engels voor sportieve kleding: blauw-wit gestreept glanzend linnen. Verder blauw, groen, purper, grijs.
De dessins: strepen. Na 1895 gestileerde bloemen.

© Tirions kostuumgids, Marian Conrads en Gerda Zwartjes 

 

Lees verder over de kleding in de vorige periode:
Fin-de-siècle 1883 - 1890
Lees verder over de kleding in de volgende periode:

Jugendstil 1900 - 1909



Hoofdartikel:
•  Kledingstijlen van eind 19de en 20ste eeuw: 1890 - 1980
 
Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland
 
Publicatiedatum:
12 maart 2004