zoeken
mail a friend








Stadhuizen

Bij het ontstaan van steden ontstond de behoefte om een centrale plaats te hebben waar bestuur en rechtspraak konden worden uitgeoefend. De vroegste stadhuizen waarvan er nog enkele bewaard gebleven zijn, worden gekenmerkt door hun weerbare karakter en dienden tevens als toevluchtsoord voor de bevolking. Een mooi voorbeeld hiervan is het stadhuis in Sluis. Dit gebouw stamt uit 1396 en bezit nog steeds enkele kenmerken van een burcht. In tegenstelling tot andere gebouwen in middeleeuwse steden die vaak in hout werden opgetrokken, zijn de stadhuizen - net als kerken dan ook van steen gebouwd.

 
Verder lezen op de site van Open Monumentendag over:
  • Het stadhuis in Edam  
  • Het stadhuis in Doesburg
  • Het stadhuis in Hulst
  • In de vroegste stadhuizen werd bestuurlijk macht uitgeoefend èn recht gesproken. Het college van schepenen, door de burgers van de stad aangewezen als stadsbestuur, vergaderden in de raadzaal. Daarnaast herinneren onderdelen als de vierschaar, de kaak (schandpaal) en de gevangeniscellen aan de andere functie. Voor afkondigingen diende het trapbordes voor de ingang of een uitgebouwde roepstoel. Dikwijls was in de benedenbouw ook een waag of een vleeshuis ondergebracht, terwijl een stadhuis van enig belang ook een gelagzaal, de raadskelder of het stadswijnhuis bevatte.

    Het uiterlijk van het stadhuis is altijd sterk afhankelijk geweest van stijlopvattingen. Enerzijds moest het gebouw vooral representatief zijn, uitstraling en allure bezitten, anderzijds moest het gebouw voldoen aan de behoeften van het stadsbestuur. De wensen van het stadsbestuur en de ideeën van de architect speelden bij het ontwerp een belangrijke rol. Het uitgangspunt hierbij bleef het passende uiterlijk en de locatie.
    De sterke groei van de steden met hun toenemende welvaart en onafhankelijkheid veroorzaakten sinds de tweede helft van de 16de eeuw een ware competitiestrijd in het bouwen van het mooiste stadhuis. Prijsvragen die werden uitgeschreven voor een ontwerp trokken veel belangstelling en de bouw van een nieuw stadhuis groeide uit tot een prestigeobject. Bekende voorbeelden zijn het voormalig stadhuis van Amsterdam (1648) op de Dam door Jacob van Campen en het stadhuis van Maastricht (1685) door Pieter Post. Er ontstond zelfs een wedijver om het fraaiste en meest imponerende gebouw te bezitten als afspiegeling van de stad.
    Ook kleinere steden en grote dorpen kregen in deze periode hun eigen stadhuis. Kenmerkend zijn de vele renaissance stadhuisjes die toen zijn verrezen zoals in bijvoorbeeld de plaatsen Graft en Oudewater.

    Het relatief geringe aantal stadhuizen dat in de 18de eeuw is verrezen is het gevolg van de economische en demografische neergang in deze periode. Na 1750 was er echter wel weer een toename merkbaar. Een eeuw later veroorzaakte de gemeentewetgeving van Thorbecke in 1851 een nieuwe impuls. Vele, maar grotendeels onopvallende, gemeentehuizen zijn toen gebouwd en de term gemeentehuis werd de enige officiële benaming. Termen als raadhuis en stadhuis zijn echter in het spraakgebruik blijven voortleven.

    De 20ste eeuw wordt gekenmerkt door een grote verstedelijking en uitbreiding van gemeenten. De toenemende taken van gemeentebestuur en ambtenaren en het hierdoor ontstane ruimtegebrek heeft veel nieuwbouw tot gevolg gehad. Ook nu nog trekt het ontwerp van een nieuw stadhuis veel belangstelling. Veel gemeenten willen het fraaiste en meest imponerende gebouw te bezitten als afspiegeling van de stad.

    Miriam Schneiders

    Lees meer over:  


    Instelling:
    Stichting Open Monumentendag