|
21
Giovanni Lorenzo Bernini (Napels 1598 ‑ Rome 1680)
Baldakijn, 1624‑1633
Rome,
Sint Pieter
Van
zijn vader, een Florentijnse beeldhouwer, erfde het 'wonderkind'
Gianlorenzo de kunst om marmer op het gevoel te hakken, zonder alles eerst
tot in de finesses voor te bereiden. Aan de veelzijdigheid van Bernini's
talenten refereert een aantekening over hem in het dagboek van de Engelse
reiziger in de zeventiende eeuw John Evelyn: 'Bernini gaf een
operavoorstelling, waarvoor hij de decors schilderde, de beelden maakte,
de techniek uitvond, de muziek componeerde, de tekst schreef en het
theater
bouwde.' Bernini's ster steeg snel toen Maffeo Barberini in 1623 als
Urbanus V111 de pauselijke troon besteeg. De Sint Pieter vormde voor elke
paus in die tijd de grootste uitdaging op artistiek gebied. De eerste
opdracht voor Bernini was het ontwerpen van een baldakijn dat zowel het
graf van Petrus als het hoofdaltaar moest gaan markeren. Heel belangrijk
was in dat verband het bepalen van de juiste maat voor het ontwerp. Bij
het hele karwei werd Bernini geassisteerd door zijn vader en vele helpers.
Een groot probleem was het bemachtigen van de enorme hoeveelheid benodigd
materiaal. Soms nam men daartoe zijn toevlucht tot kwalijke praktijken als
het roven van brons uit de portico van het Pantheon. Gedraaide zuilen
waren al in de vroeg‑Christelijke kerk toegepast; Bernini bedacht
wel de rijke decoratie hiervoor. Veel moeilijker was het vinden van een
oplossing
voor
de bekroning. In plaats van de doorsnee oplossing van een koepeldak
bedacht Bernini tenslotte een 'kroon' van vier opstaande voluten die in
het midden samenkomen om wereldbol en kruis te dragen.Het ontwerp houdt
het midden tussen architectuur en beeldhouwkunst en tussen de menselijke
maat en de onevenredig grote afmetingen van de Sint Pieter.
Aanbiedingstekst: p.
35‑39
Bronnenbundel: p. 56‑60
|
|
22
Giovannii Lorenzo Berninii (Napels 1598 ‑ Rome 1680)
Cathedra Petrii: de troon van St. Pieter als vicaris, 1657‑1666
Rome, Sint Pieter
Elke
bisschop heeft een bisschopszetel in de hoofdkerk of kathedraal van zijn
kerkelijk district.
Eigenlijk
is Sint Jan van Lateranen de kathedrale kerk van de bisschoppen van Rome.
Traditioneel staat de troon van Sint Pieter, die de eerste bisschop van
Rome was, echter in zijn grafkerk, Sint Pieter in het Vaticaan. In de
middeleeuwen symboliseerde die lege troon in de St. Pieter de
heerschappij van Christus. De opeenvolgende pausen gingen deze kerk, het
mausoleum van Sint Pieter, als hun particuliere kerk beschouwen. De
beslissing om hier de bisschopszetel te plaatsen als symbool van de
legitieme opvolging en het primaat van Rome is ingegeven door politieke
motieven, die extra gevoed werden door de contrareformatie. Als symbool
van de triomf van de kerk na de contrareformatie heeft de cathedra een
prominente plaats gekregen in de absis. Bernini kreeg opdracht voor deze
troon een decoratieve omlijsting te maken die tevens moest dienen als een
soort eindpunt van de pelgrimsroute door de Sint Pieter. Het is een
grootschalige constructie geworden waarin veel verschillende materialen
zijn toegepast. De 'echte', dat wil zeggen middeleeuwse houten zetel werd
gevat in een vergulde bronzen troon die als een relikwiehouder
functioneert. In een reliëf op de rugleuning van de stoel geeft Christus
aan Petrus de opdracht: Weidt mijn schapen. Daarboven zitten putti met de
pauselijke sleutels en de tiara. Naast de lege zetel staan twee
engelenfiguren in 'vlammende' draperieën. Rondom staan vier
indrukwekkende figuren van verguld brons, twee kerkvaders van de westerse
kerk en twee van de oosterse. De stoel zelf lijkt te zweven, gedragen door
goddelijk ingrijpen. Daartoe heeft Bernini handig gebruik gemaakt van het
licht van het venster in de absis. In het midden is een doorzichtig ovaal
met daarop een duif als symbool van de Heilige geest. Vanuit dit ovaal
gaan rondom lichtstralen als symbool van goddelijke genade. De overtollige
hoeveelheid licht schermde Bernini af met groepen engelen op wolken. Het
was Bernini's bedoeling, gezien een ontwerptekening van zijn hand, dat van
een afstand het zou lijken alsof de cathedra omlijst wordt door het
baldakijn.
Aanbiedingstekst: p.
35‑39
Bronnenbundel: p. 56‑60
|
|
23
Giovanni Lorenzo Bernini(Napels 1598 ‑ Rome 1680)
Een van de kerkvaders van de Cathedra Petrii.
Aanbiedingstekst: p.
35‑39
Bronnenbundel: p. 56‑60
|
|
24
Petrus Paulus Rubens (Siegen 1577 ‑ Antwerpen 1640)
Oprichting van het kruis. 1610‑11
olieverffpaneel, middenpaneel drieluik 4,59 x 3,39 m.
Antwerpen,
kathedraal
De compositie wordt geheel
beheerst door de diagonaal die van rechts onder naar links boven loopt. De
voorstelling is vooral gebaseerd op actie: de zware krachtsinspanning van
negen mannen om het kruis met het lichaam in verticale stand te zetten
legt de nadruk op het theatrale effect.
Aanbiedingstekst: p.
39‑42
Bronnenbundel: p. 60‑66
|
|
25
Petrus Paulus Rubens (Siegeb 1577 ‑ Antwerpen 1640)
Kruisafneming, 1612 (vleugels 1614)
olieverf/paneel, middenpaneel 4,19 x 3,10 m, zijvieugels 4,19 x 1,5 m.
Antwerpen,
kathedraal
Het onderwerp voor het
altaarstuk werd gekozen door het gilde van haakbusschutters, waarvan een
vriend van Rubens overste was. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat
hun patroon, St. Christoffel, zoal niet in de hoofdvoorstelling, dan
toch in ieder geval op een van de zijluiken zou figureren. De strengere
regels van de contrareformatie verbanden hem echter naar de buitenzijde
van de luiken. Wel werden de voorstellingen op de binnenzijde van de
luiken met het idee 'dragers' in verband gebracht. Links ontmoeten de
twee zwangere moeders Maria en Elizabeth elkaar en rechts draagt de oude
Simeon het Christuskind op in de tempel van Jeruzalem. Hoewel ook in
deze compositie de diagonaal belangrijk is, lijkt de opbouw klassieker
dan die van de kruisoprichting.
In de 19de eeuw gaven
verschillende schrijvers een interpretatie van het schilderij die de
bedoeling van de contrareformatie lijkt te tarten. De Franse schilder
Eugène Fromentin schreef over het schilderij: 'U bent de indruk van dit
grote, enigszins ontwrichte lichaam niet vergeten, met het klein, fijn
en mager hoofd dat opzij gevallen is, zo bloedeloos en zo volmaakt
doorzichtig in zijn bleekheid, noch grijnzend noch verwrongen, waaruit
eik lijden verdwenen is, en dat zo zalig in de vreemde schoonheid van de
dood der rechtvaardigen afdaalt om er even te verwijlen. Herinner U hoe
het weegt en als een kostbaar iets wordt ondersteund, in welke
uitgeputte houding het langs de lijkwade glijdt, met welke toegewijde
angst het in de uitgestoken armen en handen van vrouwen wordt ontvangen.
Bestaat er iets ontroerenders? Een van zijn voeten, een blauwachtige en
gestigmatiseerde voet, raakt onder aan het kruis de naakte schouder van
Magdalena. Hij leunt er niet op, hij raakt haar amper aan. Het contact
is ontastbaar; men vermoedt het veeleer dan men het ziet. Erop
aandringen zou profaan geweest zijn; het niet laten zien zou wreed
geweest zijn. Al de steelse gevoeligheid van Rubens schuilt in dit
onmerkbare contact dat zoveel zegt, zoveel respecteert en vertedert.'
Nog verder gaat Alfred
Michiels:
'De Kruisafneming' werd door
antichristelijke gevoelens geïnspireerd en nooit heeft een minder
godvruchtig werk een kerk versierd. Een pantheïst zou het niet anders
voorgesteld hebben. Het lichaam va n Jezus is helemaal niet dat van een
God die op de derde dag zal verrijzen; het is het stoffelijk overschot van
een man in wie de vlam van het leven voor altijd is uitgedoofd. Niets
geeft enige voedingsbodem aan de hoop en de ontbinding begint. Kijk naar
die blauwachtige oogleden, de wegkwijnende pupil; kijk naar dit slappe
vlees en het bewegingloze lijk! (...) De martelaar is zo zwaar dat de
drager zich met één hand aan het glorierijke foltertuig vasthoudt om
niet met hem naar beneden te vallen. Zo moet hij de lijkwade met zijn
tanden vasthouden. ( ... ) Het tweede personage heeft Christus laten
ontglippen, hij houdt nog enkel een eind van de lijkwade vast en strekt
zijn rechterarm om de last weer vast te grijpen. (...) Maria Sa lomé
heeft alleen maar schrik dat het lichaam op haar zal neervallen: bijgevolg
tilt ze haar jurk wat op, klaar om weg te rennen. ( ... ) Niets wijst naar
God; familieleden en aanhangers van de profeet geloven zelf niet in zijn
goddelijkheid. Ze bekommeren zich maar om één iets: zijn lijk van het
instrument van de schande wegnemen en het veilig opbergen. Niet één
ander kunstwerk bevat een trotsere uitdrukking van het scepticisme of het
ongeloof, en de diepgang van de compositie maakt haar alleen maar méér
gedurfd. En toch bewondert de Antwerpse clerus al twee eeuwen lang dit
goddeloze werk zonder de vreeswekkende betekenis ervan te achterhalen.'
Aanbiedingstekst: p.
39‑42
Bronnenbundel: p. 60‑66
|
|
26 Petrus Paulus Rubens (Siegen
1577 ‑ Antwerpen 1640)
Abraham en Melchisedek, 1626
olieverfschets/paneel, 55 x 82,5.
Washington, National Gallery
of Art
Deze olieverfschets of modello
is gemaakt in de reeks ontwerpen voor de in totaal 20 Eucharistietapijten
voor het klooster Descalzas Reales. Deze aan Genesis 14: 1820 ontleende
voorstelling is een zogenaamde prefiguratie of voorafspiegeling van de Eucharistie. De priester‑koning Melchisedek van Salem
(waarvan men aanneemt dat dit staat voor Jeruzalem) ontvangt aartsvader
Abraham met brood en wijn en zegent hem in naam van El Elion (aanduiding
voor God).
Deze
grote opdracht van aartshertogin Isabella was bestemd voor een ver weg
gelegen locatie. Daarom maakte Rubens verschillende versies in olieverf,
ieder met een eigen doel.
De
eerste fase betrof de zogenaamde bozzetto's. Over een haastige aanzet in
zwart krijt schilderde Rubens eigenhandig in olieverf enigszins
schetsmatig de voorstelling, zoals die er op het tapijt uit zou komen te
zien, dus niet spiegelbeeldig. De opdrachtgeefster kreeg zo een beeld van
het tapijt, maar tegelijkertijd dienden deze schetsen de schilder als
maquette voor het totale arrangement. Daarna werd in spiegelbeeld een
modello geschilderd, ook weer met een dubbel doel. Hierin kreeg de
voorstelling, zijn definitieve vormgeving en werden de kleuren
vastgesteld, maar het stelde ook Rubens' assistenten in staat om dit
voorbeeld uit te vergroten tot een karton op het formaat van het tapijt.
Door zijn rijkere toepassing van kleur maakt een modello een meer
afgewerkte indruk dan een bozzetto.
Aanbiedingstekst: p.
42‑43
Bronnenbundel: p. 67‑69
|
|
27
Petrus Paullus Rubens (Siegen 1577 ‑ Antwerpen 1640)
Triomf van de kerk, 1626 olieverf/paneel, 87 x 106.
Madrid,
Pra do
Ook
dit is weer een modello. In totaal schilderde Rubens 21 modelli: van
Abraham en Melchisedek bestaan twee versies. De kartons bleven in het
bezit van de aartshertogin en gingen een eeuw later grotendeels bij een
brand verloren. De modelli bleven tot Rubens' dood in zijn atelier en
raakten nadien verspreid. Deze voorstelling was bestemd voor het grootste
tapijt uit de reeks, die bestaat uit
prefiguraties
zoals nr. 26, een optocht van de evangelisten en de verdedigers van het
geloof en verder uit verschillende allegorische triomfen. Hierin wist
Rubens het antieke ideeëngoed om te buigen in een volgens christelijke
dogma's bepaalde en aanvaarde iconografische invulling: de aanbidding van
de hostie door een hemelse en een aardse hiërarchie. Op een door een
vierspan getrokken wagen zit Ecclesia (de kerk) met een stola over haar
schouders. in haar vooruitgestrekte handen omknelt zij een monstrans,
terwijl een engel een tiara boven haar hoofd houdt. Op de voorgrond wordt
ketterij, een
vrouw
met slangen in haar haar, door de wagen vermorzeld. Onwetendheid, de man
met de ezelsoren, en verblinding, de man met de blinddoek, worden als
gevangenen meegevoerd.
Aanbiedingstekst: p.
42‑43
Bronnenbundel: p. 67‑69
|
|
28
Petrus Paulus Rubens (Siegen 1577 ‑ Antwerpen 1640)
Triomf van de kerk, 1627.
Detail tapijt, 480 x 750 cm.
Klooster
Descalzas Reales
Aanbiedingstekst: p.
42‑43
Bronnenbundel: p. 67‑69
|
|
29 Cass Gilbert (1859 ‑
1934)
Woolworth Building, 1913
233 Broadway, Manhattan, New
York
Aanbiedingstekst: p.
44‑47
Bronnenbundel: p. 73‑75
|
|
30
Raymond M. Hood (1881 ‑ 1934)
American
Radiator Building, 1924
40 West 40th Street, New York
Dit gebouw
was Hoods eerste grote opdracht in New York. Hoewel de verdeling van
de volumes door in te springen en het gotische ornament niet bepaald nieuw
waren, verraste het gebruik van zwarte baksteen met ornamenten van verguld
terracotta zowel het publiek als zijn vakbroeders. Deze kleurstelling van
zwart met goud was nog niet aanwezig in het eerste ontwerp en werd pas
begin 1923 eraan toegevoegd. Vooral de zwarte baksteen is geslaagd omdat
het een eenheid maakt van het gebouw. De hoofdtoren springt van de
oostelijke en de westelijke kant in, zodat het toreneffect zou blijven
bestaan, ook als er grote gebouwen omheen zouden worden gezet. De hele
benedenverdieping werd ingenomen door een showroom voor de producten van
de firma American Radiator, een functie die deze ruimte nog steeds vervult
voor de huidige bewoner American Standard Ltd. Alle aspecten waren bedoeld
om te getuigen van de hoge kwaliteit van de producten. De totaalvorm van
het gebouw lijkt zelfs op een radiator. De firma was dan ook zeer
ingenomen met het gebouw en zorgde zelf voor een dramatisch werkende
nachtverlichting.
Aanbiedingstekst: p.
44‑47
Bronnenbundel: p. 70‑72
|