Zoeken naar cultuur in Nederland
 
  Reis door cultuur in Nederland
 
  over cultuurwijs abonneer
 
home
terug
opnieuw zoeken
opnieuw zoeken

's Avonds meer dan geheel afgemat

Arbeid in de Twentse katoenindustrie

Twente was een van de meest geïndustrialiseerde gebieden van Nederland. Tussen 1850 en 1960 rookten hier de hoge schoorstenen. Mannen, vrouwen en kinderen hadden vaak geen andere keus dan in de fabriek te gaan werken. Het werk in de lawaaierige, stoffige, hete en vochtige textielfabrieken was zwaar en lang. Geen wonder dat de arbeiders vaak niet tevreden waren.

Textielbaas waarschuwt zijn personeel. Prent van Albert Hahn sr., verschenen in Zondagsblad Het Volk, 16 december 1906. Collectie IISG

Vader met kinderen
Voordat er stoommachines waren, bediende een wever met de hand één weefgetouw. In 1852 werd de eerste weverij met een stoommachine gesticht in Almelo. Een alleenwerkende wever kon nu twee mechanische getouwen tegelijk bedienen. Samen met een kind was het zelfs mogelijk vier getouwen tegelijk te bedienen. Bediende de wever twee getouwen, dan kreeg hij drie gulden loon. Waren het er vier dan was het loon het dubbele. Vader en kind konden dus samen met zes gulden per week thuiskomen. In 1890 hield wever Frans Weltevreden zelfs zes getouwen aan de gang. Hij schreef: "Ik sta tusschen mijn beiden kinderen in, een jongen van 16 en een meisje van 13 jaar. De jongen, die flink en vlug werkt, behandelt 2 getouwen; ik houd echter toezicht op alle zes getouwen en wij helpen zoo elkander."

Steeds sneller

Jong meisje aan het werk in de textielfabriek, begin 20ste eeuw. Collectie IISG

Hoe hard je moest werken, werd bepaald door de snelheid van de machines. Die draaiden zo hard dat de draad net niet brak en de arbeiders het nog net uit konden houden. Een zekere J. Gaasbeek schreef in 1920 dat daarom "het weven zo'n zenuwachtig werk is tegenwoordig". En naarmate de machines beter werden, moesten de arbeiders er meer bedienen: in 1928 al acht, en in 1937 soms wel 24. De 41-jarige wever G. Overbeek Jzn. wilde graag iets korter werken, want hij was 's avonds "meer dan geheel afgemat". Het lawaai van de stoommachines was oorverdovend. Een derde van de arbeiders kon niet met iemand anders in de fabriek spreken en de helft kon onder het werk aan niets anders denken. Twee op de drie textielarbeiders kon het werk eigenlijk niet aan. "Wanneer ik een ander beroep kon krijgen", aldus de 38-jarige L. Capelle: "ik ging er morgen uit." Driekwart van zijn collega's dacht er net zo over, maar in Twente waren er niet veel andere banen. De meeste kinderen gingen direct na de lagere school de fabriek in.

Protest

Vaandel van de Algemene Nederlandse Bond van Textielarbeiders 'De Eendracht', afdeling Eibergen, begin 20ste eeuw. Collectie IISG

De arbeiders protesteerden wel tegen de slechte werkomstandigheden. De fabriekseigenaren waren echter oppermachtig. Toch richtten de arbeiders vanaf 1888 vakbonden op en gingen ze soms in staking. Maar de Fabrikantenvereniging voerde de strijd tegen de vakverenigingen hard. Als bij een bedrijf gestaakt werd, werden als eerste de stakers ontslagen, maar na verloop van tijd ook de niet-stakende arbeiders. Eerst gebeurde dat bij het bedrijf zelf, dan bij andere textielbedrijven in dezelfde plaats en uiteindelijk in heel Twente. De armoede was vreselijk. Toch bleven de arbeiders staken. Zoiets gebeurde inderdaad in 1923/24. De fabrikanten stelden in augustus 1923 voor de werkweek te verlengen van 48 tot 53 uur en de stuklonen met 10 % te verlagen. De arbeiders staakten bij één fabriek. De fabrikanten sloten daarop 19 Enschedese fabrieken, waardoor 11.000 arbeiders op straat stonden. Een maand later volgden 20 fabrieken in andere plaatsen, met nog eens zo'n aantal arbeiders. De arbeiders en hun bonden hielden de ongelijke strijd wonderlijk lang vol, maar moesten hem in het late voorjaar van 1924 opgeven.
Deze staking was een van de grootste en hardste arbeidsconflicten die in Nederland ooit uitgevochten zijn.

Het einde
Na 1945 kwam er meer industrie in Nederland en werd het mogelijk ook ergens anders werk vinden. Veel textielarbeiders raadden hun kinderen aan dat te doen. Een aantal jaren had de Twentse textielindustrie de grootste moeite om nieuw personeel te vinden. Vanaf de jaren zestig was het al niet meer nodig. De massale textielproductie verdween definitief naar gebieden met lagere lonen, buiten Nederland.

Lex Heerma van Voss

 

Internet
Het IISG (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis) bezit veel archieven, foto's en posters van arbeid en arbeidsomstandigheden. De onderzoeksafdeling organiseert eind 2004 een internationaal congres over een wereldgeschiedenis van textielarbeid 1600-2000.

Lees ook de artikelen van het Textielmuseum getiteld Werken in de textiel op deze website en die van Museum Jannink met de titel Lancashire in Twente.

Leestips
Hoe Jan Salie op stoom kwam. Nederland en de Industriële Revolutie, themanummer Spiegel historiael 38 (november/december 2003) nr 11/12
Adriaan Buter, De kadans van de getouwen. Heren en knechten in de Nederlandse textiel, Amsterdam/Brussel, Elsevier, 1985
Frans van Waarden, Bert de Vroom, Jan Laurier, Fabriekslevens. Persoonlijke geschiedenissen van arbeiders, fabrikanten, managers en andere betrokkenen uit de Twentse textielindustrie, Zutphen, De Walburg Pers, 1987



Zie ook..
 
Instelling:
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis
 
Publicatiedatum:
24 maart 2004