Eigenlijk zijn mensen helemaal niet zo handig. Een koe hoeft alleen maar haar kop naar beneden te doen om bij haar eten te kunnen. Een jas heeft ze niet nodig, want haar vacht biedt genoeg bescherming. En voor een aap is het al niet veel anders. Even de boom in voor een maaltje en paar takken bieden genoeg comfort voor een slaapplaats.
Maar wij mensen willen meer: een huis, kleren, een fiets of een paar schoenen, om nog maar te zwijgen over allerlei hebbedingetjes. Niets van dat alles groeit zomaar aan een boom of komt vanzelf uit de grond. Die spullen zijn gemaakt, er is arbeid in gestoken. Willen wij die spullen hebben dan moeten we zelf aan de werk om het geld te verdienen om ze kunnen kopen. Aan de slag dus!
Wij zijn gewend om even naar de winkel te gaan als we iets willen hebben. Winkels zijn het walhalla van de spulletjes. Alles ligt daar kant en klaar en we realiseren ons nog nauwelijks dat het allemaal gemaakt is, laat staan hoe het geproduceerd is.
Een lapje stof, een baksteen of stuk chocolade. In vroeger tijden wisten zelfs kleine kinderen maar al te goed hoe iets gemaakt werd, omdat ze zelf in de fabriek stonden. Eigenlijk wisten ze liever helemaal niet wat er allemaal bij kwam kijken. De omstandigheden waaronder gewerkt werd waren gewoon slecht. In onze geļndustrialiseerde samenleving ligt dat alweer ver achter ons, hoewel het is maar honderd jaar. Nee, dat doen we nu anders. Alhoewel, de voetbal waarmee je mee op het grasveldje speelt is misschien wel door kinderhandjes in de derde wereld gemaakt.
Pieter de Dreu