zoeken
mail a friend








Het landschap in de Romeinse tijd

In Nederland bepaalde het landschap waar de Romeinen konden bouwen en hun wegen konden aanleggen. Dijken waren er nog niet, zodat de mens continu in strijd was met het water. Omdat de Romeinen op een grotere schaal bouwden dan de bevolking tot dan toe gewend was, waren ook hun inspanningen op het gebied van waterbeheer groter dan de bewoners tot dan toe gewend waren.

Land en water
Nederland in de Romeinse tijd, geprojecteerd over het huidige Nederland. Blauw zijn de waterrijke (veen)gebieden. Illustratie: Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort
Ten westen van Nijmegen veranderde het landschap waardoor de Rijn zich een weg naar zee baande. Het gebied werd beheerst door de wijdvertakte en open delta's van Rijn (Rhenus), Waal (Vahalis), Maas (Mosa) en Schelde (Scaldis). De Maas en de Waal kenden zelfs een gezamenlijke monding, die door Tacitus wordt omschreven als immensum os, een geweldig grote monding. Een andere benaming voor deze delta is het Helinium. Het land tussen de rivieren bestond uit drassig, her en der bebost terrein en uitgestrekte veengebieden. Dijken waren er nog niet, en de zee kon op gezette tijden rigoureus het land binnendringen. In het noorden bestond het uit een kwelderlandschap dat herhaaldelijk onder water liep.

In tegenstelling tot wat de Romeinse geschiedschrijvers de lezers willen doen geloven, was dit gebied al vanaf de Prehistorie bewoonbaar, wat opgravingen bewijzen. De bevolking paste zich ter plaatse aan aan de omstandigheden. Zo verzekerden
De oude Rijn ter hoogte van Aalst. Foto: Paleo Terra
hoger gelegen rivieroevers (oeverwallen, stroomruggen) en duingebieden langs de kust de Cananefaten en Bataven van permanent droge voeten, verbindingsroutes naar elders, een bruikbare oogst en weidegrond voor het vee. In het noorden bouwden de Friezen terpen om in het kwelderlandschap overeind te blijven. In het hoger gelegen Oost- en Zuid-Nederland waren zandgronden. Daar was de wateroverlast een stuk minder dan elders.

De bevolkingsaantallen in de Romeinse tijd waren laag en de bodem bood voldoende mogelijkheden om in de eigen levensbehoeften te voorzien. Dit veranderde met de komst van de Romeinen. Het leger had enorme hoeveelheden voedsel en bouwmateriaal nodig. Dit moest in eerste instantie allemaal geïmporteerd worden, later komt er bijvoorbeeld graan uit de Limburgse villa's.

Bescherming tegen het water
De Romeinen troffen allerlei voorzieningen om waterschade te beperken toen ze begonnen met de bouw van de forten langs de Limes. Een aantal forten (castella) werd op verhoogd terrein aangelegd. De Limesweg werd op diverse locaties zodanig stevig gebouwd dat ze functioneerde als dijk, maar dit verstoorde tegelijkertijd de natuurlijke afwatering. De Romeinen probeerden de afwatering te herstellen met bruggen, duikers en dammen.

Reconstructie van de brug bij Cuijck. Illustratie: Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort
Op de plaatsen waar de weg in contact kwam met de rivier, leggen de Romeinen beschoeiingen aan. Erosiegevoelige plaatsen versterkten zij met basaltblokken. De Romeinen bouwden bruggen op de plaatsen waar de Limesweg zijtakken van de Rijn moest oversteken. Maar ook bij andere rivieren komen bruggen: zo lag er bij Nijmegen een brug over de Waal en in Maastricht en Cuijck een brug over de Maas.

Bij de splitsing van de Rijn en de Waal bouwden de Romeinen een dam zodat dat er meer water naar de Rijn en het gelijktijdig aangelegde Kanaal van Drusus stroomde. Dit kanaal was net als het Kanaal van Corbulo niet alleen van belang voor de scheepvaart, maar vooral ook belangrijk in militair-strategisch opzicht tijdens de veroveringscampagnes ten noorden van de Rijn. Via de Rijn en het Kanaal van Drusus konden de Romeinen het Noorden van het land en Duitsland bereiken.

Een stijging van de zeespiegel zorgde voor de toename van water in het kustgebied. Dat wordt een transgressiefase genoemd. Het maakte de lager gelegen delen van deze streken in de tweede helft van de derde eeuw steeds drassiger en uiteindelijk onbewoonbaar.

Zo'n 2000 jaar later
Menselijk ingrijpen en de natuur hebben het Nederlandse landschap sinds de Romeinse tijd sterk veranderd. Rivieren veranderden van bedding, gebieden liepen onder water of ontstonden juist door nieuwe afzettingen. De kustlijn
Houten plankje met inscriptie, gevonden in het fort van Valkenburg (Z-H).  Deze 'brief' was gericht aan Albanus, arts te Tulum in de civitas der Louci (nu Toul in Lotharingen). Collectie: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden
kwam enkele kilometers oostelijker te liggen. Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat vele Romeinse resten zijn overspoeld en weggeslagen.

Voor archeologen die zich met de Romeinen bezighouden, biedt het natte Nederlandse landschap gelukkig ook voordelen. Kwetsbaar materialen zoals hout, leer en zaden konden bijvoorbeeld bewaard blijven onder de waterspiegel, of luchtdicht afgesloten in kleilagen.


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
11 januari 2005