TEHATEX

Docentenpagina: eindexamenonderwerp tehatex vwo 2009: Wat van ver komt,........

Een onderzoek naar beeldende kunst, vormgeving, architectuur en culturele identiteiten.

De titel verwijst naar een deel van een bekend Nederlands spreekwoord, Wat van ver komt, is lekker. Lekker verwijst naar smaak en heeft een positieve waardering. Omdat in verschillende periodes verschillende waarderingen gekoppeld zijn aan dat wat van ver komt is een deel van het spreekwoord weggelaten, of beter, open gelaten.

Naast een leerlingversie van dit thema in het vaklokaal ckv-2 of beeldonderwijs is het thema ''Wat van ver komt'' ook beschikbaar als ELO. [Bekijk demo]


De onderwerpen zijn geografisch gezien gespreid gekozen en verdeeld in drie gebieden waarbij niet gestreefd is naar volledigheid;

  • het nabije oosten waaronder landen aan de middellandse zee,

  • het verre oosten met een nadruk op Japan en

  • culturen die met name in de 19e eeuw bestempeld werden als primitief waaronder Afrika en Oceanïe.

Reizen en tentoonstellen vormen een rode draad door het thema omdat via het reizen en het laten zien van wat van ver komt culturen met elkaar in aanraking komen.

Daarnaast is globalisering een aandachtsgebied dat jaarlijks terugkeert.

In elk examenjaar komen deze drie gebieden voor en globalisering. Ieder examenjaar staat er echter een bepaald gebied meer in de aandacht.

  • In 2009 wordt er meer gevraagd over het ‘primitivisme’,

  • in 2010 wordt meer aandacht besteed aan de invloed van het nabije oosten,

  • in 2011 staat de invloed van het verre oosten aan de hand van Japanse kunst wat meer centraal.

De spreiding is mede bedoeld om veranderingen in opvatting over kunst, vormgeving en architectuur zichtbaar en bevraagbaar te maken. Globalisering wordt in relatie geplaatst tot het geografische gebied van aandacht.


Specificatie 2009

Probleemstellingen

1

A. Waarom en met welk doel richten westerse kunstenaars, vormgevers en architecten hun aandacht op niet- westerse culturen en hoe komt dat tot uitdrukking in hun werk?

B. Waarom en met welk doel richten niet westerse kunstenaars, vormgevers en architecten hun aandacht op westerse culturen en hoe komt dat tot uitdrukking in hun werk?

2

Welke opvattingen over niet-westerse culturen worden zichtbaar in beeldende kunst, vormgeving en architectuur van het westen en aan welke veranderingen zijn deze opvattingen onderhevig?

3

Hoe zijn en worden niet- westerse culturen ge(re)presenteerd in tentoonstellingen en reisverslagen en welke veranderingen worden in die (re)presentaties zichtbaar?

4

A. Hoe en waardoor hebben niet westerse culturen invloed gehad op westerse beeldende kunst, vormgeving en architectuur en welke rol spelen reizen en tentoonstellen daarin?

B. Hoe en waardoor hebben westerse culturen invloed gehad op niet westerse beeldende kunst, vormgeving en architectuur en welke rol spelen reizen en tentoonstellen daarin?

5

Waarin verschillen opvattingen over kunst en kunstenaarschap uit verschillende culturele tradities van elkaar?

6

In hoeverre spelen concepten als culturele identiteit, globalisering en hybridisering een rol in hedendaagse beeldende kunst, vormgeving en architectuur?

Context

Nabije oosten

Het nabije Oosten en de veranderende beeldvorming van de Oriënt*; de 'dreigende & fascinerende', 'bijbelse', 'betoverende', 'sensuele' en 'onbedorven' Oriënt.

De relatie met representatie van de werkelijkheid in de Islamitische cultuur t.o.v. de westerse kunst.

Tijdvak

Stofbeperking

Eindtermen

Begrippen

15de en 16de eeuw

Ontmoetingen van het Westen met de Oriënt in de Renaissance: geloof, dreiging en fascinatie.

Vittore Carpaccio, Gentile Bellini, Giorgione, Albrecht Dürer

De kandidaat moet in staat zijn, voornamelijk vanuit beeld- en tekstfragmenten, aan te geven:

Hoe contact met en beïnvloeding door de Oriënt in het Westen in deze periode in de beeldende kunsten plaatsvond.

Hoe in de schilderkunst van Carpaccio, Bellini, Giorgione en Dürer de Oriënt is verbeeld.

Oriënt

18e eeuw

Ontmoetingen van het Westen met de Oriënt tijdens de 18e eeuw:

Jean Etienne Liotard

Hoe in de 18e eeuw in beeldende kunst en vormgeving de aanwezigheid van en bekendheid met de Oriënt zichtbaar gemaakt wordt.  

19e eeuw

Oriëntalisme: ‘het bijbelse’, ‘betoverende’, ‘sensuele’ en ‘onbedorven’ Oosten.

Jean Dominique Ingres, Eugène Delacroix, Théodore Chassériau, Jéan Louis Gérôme

 

Wat in de negentiende eeuw en aan het begin van de 20ste eeuw het verlangen naar het nabije Oosten onder westerse kunstenaars, vormgevers en architecten heeft bepaald.

Waarom en met welk doel Franse kunstenaars als Jean Dominique Ingres, Eugène Delacroix, Théodore Chassériau, Jéan Louis Gérôme zich richten op de Oriënt en hoe zij deze verbeelden in hun werk.

Welke opvatting over de Oriënt spreekt uit het werk van genoemde kunstenaars en aan welke veranderingen hun opvattingen onderhevig zijn.

Oriëntalisme

* Met de Oriënt wordt bedoeld de Arabisch Islamitische wereld rondom de Middellandse zee: van Marrakesh tot Isfahan en van Istanbul tot Mekka

Context

Primitivisme

De manier waarop in de 19de en de 20ste eeuw in tentoonstellingen en verzamelingen niet-westerse culturen ge(re)presenteerd zijn. [Verzamelen]

De aantrekkingskracht van primitieve kunstuitingen, zoals kinderkunst, ‘outsider’kunst en voorwerpen uit niet-westerse culturen op westerse kunstenaars in de 19de en in de 20ste eeuw en de hang naar oorspronkelijkheid.

Tijdvak

Stofbeperking

Eindtermen

Begrippen

1900- 1950

Kunstenaars in Parijs: Pablo Picasso, Amedeo Modigliani, Constantin Brancusi, Henri Matisse

Duits Expressionisme: Die Brücke, Der Blaue Reiter

Nederlands Expressionisme: Armand Bouten, Anton Rooskens

 

De kandidaat moet in staat zijn, voornamelijk vanuit beeld- en tekstfragmenten, aan te geven:

Waarom en met welk doel kunstenaars uit Frankrijk, Duitsland en Nederland uit de eerste helft van de twintigste eeuw hun aandacht richten op ‘primitieve’ kunstuitingen waaronder Afrikaanse kunst en hoe dit zichtbaar wordt in hun werk.

Welke opvattingen over primitieve kunst de kunstenaars uit Frankrijk, Duitsland en Nederland uit de eerste helft van de twintigste eeuw hebben en hoe deze zich verhouden tot de eigenlijke bedoeling, rol en functie van de betreffende `primitieve’ kunst.

Op welke wijze kunstenaars uit Frankrijk, Duitsland en Nederland uit de eerste helft van de twintigste eeuw in contact gekomen zijn met ‘primitieve’ kunst.

Etnografica

Etnografie

Primitivisme

Primitieve kunst

 

1935- +1960

Abstract Expressionisme

CoBrA

Waarom en met welk doel kunstenaars uit de CoBrA beweging en het Abstract Expressionisme hun aandacht richten op ‘primitieve’ cultuuruitingen, en hoe dit zichtbaar wordt in hun werk.

Wat de relatie is tussen het Abstract Expressionisme, en de Surrealistische beweging met betrekking tot de aandacht voor het primitieve.

Wat de relatie is tussen Abstract Expressionisme en de archetypenleer van Jung met betrekking tot de aandacht voor het primitieve.

 

Vanaf 2e helft 20ste eeuw

Neo Expressionisme in Duitsland: Georg Baselitz, A.R. Penck

Neo Expressionisme in Nederland: Peter Klashorst, Jurriaan van Hall, Bart Domburg (‘After Nature’)

Welke opvatting over primitieve kunst spreekt uit het werk van Neo-Expressionisten.  

 

     

Context

Verre Oosten

Ontmoetingen van het Westen met het verre Oosten: openstelling Japan.

Concepten van ‘traditie’, ‘authenticiteit’ en ‘imitatie’ en verschillen in kunstopvattingen tussen Japan (China) en het Westen.

De wijze waarop de traditionele Japanse kunst zijn eigenheid heeft weten te (be)houden in een dominante, westers georiënteerde kunstwereld.

tijdvak

Stofbeperking

Eindtermen

Begrippen

1860- 1900

Japonisme

La porte Chinoise, Siegfried Bing, Japansch magazijn in Den Haag

Vincent Van Gogh, George Hendrik Breitner en James Whistler en de Japanse prentkunst

Japanse architectuur en het westerse classicisme in de tweede helft van de 19de eeuw

 

 

De kandidaat moet in staat zijn, voornamelijk vanuit beeld- en tekstfragmenten, aan te geven:

Op welke wijze Japanse kunst in de 2e helft van de 19e eeuw verzameld werd en hoe toegankelijk die verzamelingen waren voor kunstenaars en publiek.

Welke factoren van invloed geweest zijn bij het ontstaan van het zogenaamde Japonisme in Europa in de tweede helft van de 19e eeuw.

Waarom en met welk doel de kunstenaars Breitner , Whistler en Van Gogh hun aandacht richten op Japanse kunst en hoe dit tot uitdrukking komt in hun werk.

Op welke wijze de westerse classicistische architectuuropvatting zijn weg vond in de Japanse bouwkunst in de tweede helft van de 19de eeuw.

Japonisme
1910- 1940

Westers Modernisme en traditionele Japanse architectuur:

gebouwde architectuur van F.L.Wright, geschriften van Bruno Taut

 

Op welke wijze de traditionele Japanse architectuur invloed heeft op het Modernisme in de eerste helft van de 20e eeuw.

Op welke wijze het westers Modernisme vorm en inhoud heeft gekregen in de Japanse architectuur en vormgeving vòòr WO2.

 

Na 1945

 

Modernisme in Japan:

Tadao Ando en Kisho Kurokawa

 

Op welke wijze het westers Modernisme vorm en inhoud heeft gekregen in de Japanse architectuur en vormgeving na WO2 en hoe Japanse architecten en vormgevers als Tadao Ando en Kisho Kurokawa de eigen Japanse traditie daarin hebben voortgezet.

 

Globalisering

Het vervagen van het onderscheid tussen westerse- en niet westerse culturen in de beeldende kunst, vormgeving en architectuur van deze tijd.

Effecten van globalisering op beeldende kunst, vormgeving en architectuur zoals hybridisering en maatschappelijk engagement.

Verandering van hedendaagse kunsttentoonstellingen onder invloed van globalisering. [Continental Shift]

Eind 20ste begin

21ste eeuw

 

Yinka Shonibare, Kara Walker, Meschac Gaba, Jimmy Durham, Bodys Isek Kingelez

Nederland: Roy Villevoye

 

De kandidaat moet in staat zijn, voornamelijk vanuit beeld- en tekstfragmenten, aan te geven:

Waarom en met welk doel hedendaagse kunstenaars als Yinka Shonibare, Kara Walker, Meschac Gaba, Jimmy Durham en Roy Villevoy hun aandacht richten op zowel westerse kunst als op hun specifieke culturele achtergrond en hoe dit tot uitdrukking komt in hun werk.

Op welke wijze in het werk van bovengenoemde kunstenaars de notie van identiteit een rol speelt in de vormgeving en het concept.

Globalisering

Hybridisering

 

  Japan: Shigeru Ban Op welke wijze de architectuur van Shigeru Ban gezien kan worden als een reactie op globalisering en het zoeken naar identiteit (binnen een architectonische traditie).  

Het thema heeft verwantschap met het thema:

1990 Ver gezocht. Oriëntaties op andere culturen in de beeldende kunst

  • Waarom richten kunstenaars hun aandacht op andere culturen en op welke wijze zijn verschillende visies op andere culturen zichtbaar in hun werk?

  • Is er een verband aanwijsbaar tussen de intenties van deze kunstenaars en algemeen geldende denkbeelden in de genoemde perioden?

  • In hoeverre heeft beïnvloeding door andere culturen een duidelijke wending aan de ontwikkeling van de westerse kunst gegeven? 

  • In hoeverre speelt de erkenning van de eigen waarde van andere culturen een rol in de artistieke verwerking van elementen uit deze culturen?

Bronnenbundel eindexamens vwo beeldende vakken 1990: Ver gezocht.

De diaseries zijn samengesteld door het LOKV evenals de begeleidende tekst. De dia's zijn alleen toegankelijk voor leden community CKV-2) (gescand en beschikbaar gesteld door: Peter Vermaas Penta College)

[Dia 1-10] [Dia 11-20] [Dia 21-30] [Dia 31-40] [Dia 41-50] [Dia 51-56]


Geraadpleegde Literatuur:

  • Vaklokaal CKV, CKV-2

  • Generieke Teksten [1]  [2]  [3]  [4]  [5]

  • De smaak van Japan Openbaar Kunstbezit 83/3

  • Het verscheurde innerlijk Openbaar Kunstbezit 80/1

  • De echo van Egypte Openbaar Kunstbezit 84/5

  • Kunstenaars reizen Openbaar Kunstbezit 79/2

  • Primitieve kunst bestaat niet! Openbaar Kunstbezit 82/4

  • Specifieke teksten zijn te vinden in de elo ''Wat van ver komt......"


19-06-2011 last update Digitale School