Diaserie Naar het leven?
Een onderzoek naar 'realisme' in de beeldende kunst
Centraal Schriftelijk Eindexamen Beeldende Vakken VWO 1991 (gescand en beschikbaar gesteld door: Peter Vermaas Penta College) De diaseries zijn samengesteld door het LOKV evenals de begeleidende tekst.
[Dia 1-10] [Dia 11-20] [Dia 21-30] [Dia 31-40] [Dia 41-50] [Dia 51-54]
1.
Masaccio (San Giovanni Valdarno 1401 ‑ Rome 1428) Dit fresco maakt deel uit van
een reeks fresco's, die langs de muren van een kapel het leven van Sint
Pieter uitbeelden. Nog niet zo lang geleden is de kapel gerestaureerd,
waarbij men tot allerlei nieuwe conclusies is gekomen over wie precies de
fresco's heeft geschilderd. Vasari vermeldt dat Masaccio (de slordige
Tommaso) de opdracht kreeg na de dood van Masolino (de aardige Tommaso)
maar daar heeft hij zich in vergist. Masolino overleed later dan Masaccio
en ze moeten in 1423 samen de opdracht hebben gekregen en de te
beschilderen stukken muur onderling hebben verdeeld. Om onduidelijke
redenen vertrekken ze, ook alle twee, voor het werk af is. Het realisme
speelt in deze fresco's een belangrijke rol. Weliswaar beelden ze bijbelse
verhalen uit maar de in klassieke toga's gehulde Petrus en de andere
apostelen (hier is Johannes en profil te zien) bewegen zich in een decor
dat veel lijkt op het eigentijdse Florence. Ze wandelen tussen de
inwoners, van wie sommigen met naam en toenaam bekend zijn. Hier en daar
zijn ook de kunstenaars zelf geportretteerd. Zelfs het detail van alleen
deze twee koppen, die deel uitmaken van een veel omvangrijker groep, laat
zien hoe Masaccio zijn figuren wist te karakteriseren èn onderling met
elkaar te verbinden. De jonge Johannes is afgebeeld als iemand met een
heilig ideaal. De oudere man laat door zijn blik merken dat hij het
allemaal nog moet zien. Aanbiedingstekst
p. 15 Bronnenbundel p. 23~24 |
|
2. Paolo Uccello (Pratovecchio
ca 1397 ‑ Florence 1475) Detail uit De ontwijding van de hostie,
1465 paneel, Urbino, Galleria Nazionale delle Marche Dit is het eerste van zes naast elkaar geschilderde taferelen, die de achtereenvolgende gebeurtenissen uit het verhaal weergeven. Samen vormen ze een lange strook, waarbij de verschillende scènes van elkaar gescheiden zijn door geschilderde balusters. Zo'n predella met 'aanvullende verhalen' komt bij vroegere altaarstukken al veel voor. De 'moderne' schilder Uccello zet hiermee in alle opzichten een middeleeuwse traditie voort. Het verhaal is een schijnbaar vrome (maar in feite gruwelijke) legende; de menselijke figuurtjes wijken niet veel af van die op soortgelijke middeleeuwse panelen. Maar in één opzicht doet Uccello geen concessies: de ruimte en de objecten binnen die ruimte construeert hij nauwgezet volgens de regels van de perspectief. Het doosachtig karakter van het vertrek zou ontleend
kunnen zijn aan een toneeldecor, waarin deze scène is opgevoerd. Aanbiedingstekst
p. 15‑16 Bronnenbundel p. 24‑26 |
|
3. Piero della Francesca (Borgo S. Sepolcro 1410/20
‑ Borgo S. Sepolcro 1492) Dit schilderij is een zeer
illustratief voorbeeld van een volledig uitgewerkt lijnperspectief met
één verdwijnpunt. Toch gaat Piero's belangstelling niet alleen daar naar
uit. Ook het licht gebruikt hij om architectuur en figuren helder uit te
laten komen en hun positie in de ruimte te verduidelijken. De drie grote
figuren op de rechterhelft van het schilderij zouden portretten kunnen
zijn. Eén van de theorieën over de betekenis van dit schilderij is dat
er, onder druk van de op handen zijnde aanval van de Turken op
Constantinopel, een verzoeningspoging tussen de oosterse en de westerse
kerk zou zijn voorgesteld. Aanbiedingstekst p. 17
(Architectuur en de menselijke figuur) |
|
4.
Piero della Francesca (Borgo S. Sepolcro 1410/20 ~ Borgo S.
Sepolcro 1492) Aanbiedingstekst
p. 17‑18 (Het wonderbaarlijke verstandelijk verklaard) |
|
5.
Donatello (Florence ca 1386 ‑ Florence 1466) De profeet Habakuk (Il
Zuccone), ca 1427‑1435. Detail marmer, h. 195, Florence, oorspr. in de
beeldengalerij van de Campanile, nu in het Museo dell' Opera del Duomo Dit beeld illustreert dat
Renaissance kunstenaars niet alleen op zoek waren naar evenwicht en
harmonie, naar ideale verhoudingen en schone gelaatstrekken. Bij het
weergeven van de mens schrok Donatello niet terug voor een ondubbelzinnige
waarheidsgetrouwheid. Het portret van een bestaande man gaf deze profeet
met zijn expressieve, naar beneden gerichte kop, zijn markante
gelaatstrekken. De figuren, die Donatello voor de galerij van de Campanile
heeft gemaakt leggen allemaal een link naar de beschouwer, die zo'n twaalf
meter lager staat. Aanbiedingstekst
p. 19~20 |
|
6.
Donatello (Florence ca 1386 ‑ Florence 1466) Het maken van reliëfs in
brons had Donatello tijdens zijn opleiding geleerd van zijn leermeester
Ghiberti, die in die tijd werkte aan zijn eerste bronzen deuren voor het
Baptisterium. Voor deze deuren aan de noordkant moest Ghiberti de bijbelse
taferelen nog inpassen in de gotisch vierpasomlijstingen die bij de al
bestaande deuren waren toegepast. Terwijl Ghiberti nog aan deze opdracht
bezig was, begon Donatello zijn carrière als zelfstandig meester. Zijn
eerste bronzen reliëfs zijn al gevat in rechthoekige kaders en vullen het
hele beeldvlak. ook verwerkt hij perpsectivische doorkijkjes in de
achtergrond in plaats van die blanco te laten. (ook Ghiberti volgt deze
werkwijze bij zijn latere Baptisterium deuren.) Dit reliëf heeft
Donatello veel later gemaakt. Er zitten verschillende perspectivische
kunststukjes in (de schuine ladder, het van onderaf geziene kapiteel, de
figuren die naar achter toe steeds minder reliëf krijgen) maar
belangrijker nog is de expressie die Donatello in deze wirwar van rouwende
figuren rond de dode Christus heeft weten te leggen. Bronnenbundel
p. 30, p. 135‑137 |
|
7. A. en S. Bencivenga da
Mercatello d'Urbino Het weergeven van de
driedimensionale ruimte in de tweedimensionale schilderkunst beïnvloedde
ook de beeldhouwers, die toch een bij uitstek driedimensionale kunst
beoefenden. Dit is merkbaar in reliëfs zoals dat van Donatello. In de
intarsia wordt de houtsnijkunst 'schilderen met hout', waarbij ruimte (of
schaduwwerking) met schilderkunstige middelen wordt weergegeven. De
rangorde van de kunsten of wat met elk van hen te bereiken valt, vormde in
de renaissance een belangrijk punt van discussie. Bronnenbundel
p. 31‑32 |
|
8. Jan van Roome (werkzaam
tussen 1498 ~ 1521) Tapijt geweven door Lyon de
Smet (Lyoen van Brussel) in wol, zijde, zilver‑ en gouddraad, zeven
kettingdraden per cm, 387 x 430, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en
Geschiedenis Het werk van Jan van Roome is
alleen bekend uit ontwerpen voor beelden, kerkramen en tapijten, die door
anderen zijn uitgevoerd. Kenmerkend voor de tijd, waarin hij werkt is de
typische overgangsstijl, waarin aan Italië ontleende elementen worden
ingevoerd in een nog overwegend laatgotische compositie. Voor‑ en
achtergrond zijn even belangrijk en alle episodes in de legende zijn
letterlijk met elkaar verweven. De overvolle detaillering leent zich bij
uitstek voor een tapijtverwerking. De virtuoze uitvoering maakt duidelijk
waarom men in Rome koos voor een Brusselse tapijtweverij. Aanbiedingstekst
p. 22‑23 |
|
9. Rafaël
(Urbino 1483 ‑ Rome 1520) De kartons van Rafaël stellen
scènes uit het leven van de apostelen voor. Het onderwerp van dit karton
is gelijk aan Masaccio's fresco, waarvan dia 1. een detail geeft.
Masaccio's verstilde weergave van deze dramatische gebeurtenis, die ook
uit dit kleine detail spreekt, heeft bij Rafaël plaatsgemaakt voor een
veel heftiger reactie bij de betrokkenen op de voorgrond. Bij de wat
statischer groep apostelen is dit vertaald in nadrukkelijker gebaren. De
streng symmetrische compositie wordt bepaald door de eenheid in plaats en
handeling. Dit betekende dat de Brusselse tapijtwevers geconfronteerd
werden met een totaal andere visie dan zij gewend waren. Bovendien waren
de vlakken, die in één kleurstelling moesten worden gehouden veel
groter. |
|
10. Rafaël
(Urbino 1483 ‑ Rome 1520) Aanbiedingstekst
p. 24‑25 |