Diaserie Naar het leven?

Een onderzoek naar 'realisme' in de beeldende kunst

Centraal Schriftelijk Eindexamen Beeldende Vakken VWO 1991 (gescand en beschikbaar gesteld door: Peter Vermaas Penta College) De diaseries zijn samengesteld door het LOKV evenals de begeleidende tekst.

[Dia 1-10] [Dia 11-20] [Dia 21-30] [Dia 31-40] [Dia 41-50] [Dia 51-54]

realisme11.jpg (139891 bytes)

11.      Jan Steen (Leiden 1625/6 ‑ Leiden 1679) De gevolgen van onmatigheid, ca 1663‑65 paneel, 76 x 106,5, Engeland, part. coll.

Een dronken vrouw knielt en geeft een papegaai wijn te drinken. Een slapende vrouw met pijp wordt door een jongetje bestolen. Een andere jongen gooit rozen voor een varken, naar men mag veronderstellen een illustratie van het spreekwoord 1 strooi geen rozen voor de zwijnen'. Drie kinderen laten de kat van een taart eten. Boven dit alles hangt een mand met een lazarusklep, een bedelstaf, een roede en een bedelzak ter waarschuwing. Rechts maakt een man een vrouw het hof onder een prieeltje. De voorgrond wordt ingenomen door een stilleven van brood, kaas, vruchten en een kan. ook wie niet letterlijk alle in beeld gebrachte zegswijzen kent, zal geen moeite hebben met de globale betekenis van het schilderij. Ondanks het niet 'levensechte' van het totale tafereel, laat het toch heel overtuigend zien, hoe goed Jan Steen naar de 'werkelijkheid' heeft gekeken en 'naar het leven' heeft geschilderd.

Aanbiedingstekst p. 26‑27, 29 Bronnenbundel p. 42‑44

realisme12.jpg (149897 bytes)

12.      Gerard Terborch (Zwolle 1617 ‑ Deventer 1681) Meisje voor een spiegel, kort na 1650 paneel, 34 x 26, Amsterdam Rijksmuseum

In de zinnebeelden of emblemata kan de spiegel verschillende betekenissen hebben. Zo wordt er gerefereerd aan het schijnkarakter van de spiegel die de ijdelheid vleit. IJdelheid en vergankelijkheid komen samen in het begrip 'vanitas'. De spiegel kan echter ook een attribuut zijn bij de wijsheid (prudentia) of de waarheid (veritas) als teken van zelfkennis. Tenslotte kan de spiegel ook staan voor valsheid en bedrog, omdat hij het tegendeel van de waarheid kan weerspiegelen. Het zinnebeeldig motief van een vrouw met haar spiegelbeeld en enige bijfiguren is door Terborch omgezet in een geloofwaardig alledaags tafereel. Een jongen houdt gedienstig de spiegel op, waarin het gezicht van het naar de oudere vrouw opkijkende meisje te zien valt. Tegelijkertijd geeft deze opstelling Terborch alle gelegenheid om zich uit te leven in het weergeven van het glanzende satijn in de brede plooival op de rug van de jurk.

Aanbieding p. 27 Bronnenbundel p. 49

realisme13.jpg (140406 bytes)

13. Jan Vermeer (Delft 1632 ‑ Delft 1675) De geograaf, 1669 doek, 53 x 46,6, Frankfurt, Städelsches Kunstinstitut

De geograaf wordt verondersteld een portret te zijn van Anthonie van Leeuwenhoek (1632‑1723), die ook in Delft woonde. op beide schilderijen draagt de uitgebeelde geleerde een Japanse kimono, een in de tweede helft van de 17de eeuw populair geworden huisdracht. De attributen van zijn vak zijn over de voorstelling verdeeld (de passer, de globe, de landkaart aan de wand) Het thema van de geleerde in zijn werkkamer werd voor het eerst door Rembrandt uitgewerkt en verwierf daarna een zekere populariteit bij andere schilders zoals Dou. Het komt ook voor in gebundelde uitbeeldingen van beroepen en bedrijven.

Aanbiedingstekst p. 28‑29 Bronnenbundel p. 54‑56

realisme14.jpg (134829 bytes)

14.    Gustave Courbet (Ornans 1819 ‑ La Tour de Peilz 1877) De begrafenis te Ornans, 1849. Detail doek, 314 x 665, Parijs, Musée d'Orsay

Wat Courbet beoogde met zijn 'realistische' aanpak, sloot in zekere zin aan bij bepaalde aspecten van het werk van David (zie de Toelichting bij het thema), namelijk de verbinding van het heroïsche en het alledaagse. Het idee voor de begrafenis als thema kwam voort uit een persoonlijke aanleiding maar beklemtoont vooral dat elk individueel sterfgeval zijn plaats heeft in de doorgaande opeenvolging van geslachten en tijdperken. Er staan meer dan 40 levensgrote figuren op het schilderij, die allemaal geportretteerd zijn naar familie en bekenden van Courbet. In een brief aan Champfleury schrijft hij: 'iedereen wil op De begrafenis voorkomen; ik kan ze nooit allemaal tevreden stellen en zal mij een heleboel mensen tot vijand maken. De burgemeester die 400 weegt heeft al geposeerd evenals de pastoor, de kruisdrager, de notaris, de afgevaardigde Marlet, mijn vrienden, mijn vader, de koorknapen, de doodgraver, twee veteranen van de Revolutie in 1793 in hun.kleren van die tijd, een hond, de dragers met de kist, de parochiefunctionarissen, van wie één een neus als een kers heeft maar dan 5 duim lang en even dik ~ mijn zusters, andere vrouwen enzovoort. Ik had gehoopt de twee voorzangers over te kunnen slaan, maar dat ging niet. Ik kreeg te horen dat ze ontzet waren de enige kerkelijke ambtsdragers te zijn die ik niet had 'genomen'. ze beklaagden zich hevig door te zeggen dat zij mij nooit kwaad hadden gedaan en zo'n belediging niet verdienden.' In dezelfde brief schrijft hij over de praktische problemen bij het maken van zo'n omvangrijk werk: 1 Alleen een gek kan onder deze omstandigheden werken. Ik werk in den blinde, heb geen ruimte om een stap achteruit te zetten. Zou ik ooit naar behoren ingericht raken? Zoals de zaken nu staan, heb ik bijna 50 figuren levensgroot geschilderd met een achtergrond van lucht en landschap op een doek van zo'n 20 voet breed en 6 voet hoog; het is nagenoeg dodelijk.' Op dit detail van de kleurrijkste groep van het schilderij zijn de dragers met hun breedgerande hoeden te zien, die hun hoofd afwenden van de kist vanwege de stank, de koorknapen met de wierook, de kruisdrager, de pastoor, die de gebeden opzegt, de twee in rood gehulde parochiefunctionarissen en de doodgraver, die op één knie voor het geopende graf zit.

Aanbiedingstekst p. 30‑32, 35‑36 Bronnenbundel p. 65‑73

realisme15.jpg (124457 bytes)

15. Gustave Courbet (Ornans 1819 ‑ La Tour de Peilz 1877) De baadsters, 1853 doek, 227 x 193, Montpellier, Musée de Fabre

Toen hij dit schilderij op de salon van 1853 zag, schijnt Davids leerling Delécluze gemompeld te hebben dat 'deze schepsels van dien aard zijn dat een krokodil het zou vertikken ze op te eten!' Anderen lieten zich er even minachtend over uit en Delacroix schreef: 1 De vulgaire vormen doen op zichzelf niet ter zake; wat afkeurenswaardig is, is de vulgariteit en nutteloosheid van het idee! En als dat idee dan tenminste nog duidelijk was! Wat betekenen deze twee figuren? Een van achteren geziene, dikke burgerdame, naakt op een nonchalant geschilderde lap na, die het onderste deel van haar billen bedekt, stapt uit een plasje water dat slechts diep genoeg lijkt voor een voetbad. Ze maakt een nietszeggend gebaar. Een andere vrouw, wellicht een dienares, zit op de grond en is bezig zich van haar schoenen te ontdoen. We zien haar juist uitgetrokken kousen; eentje is volgens mij maar half weergegeven. Tussen deze figuren vindt een gedachtewisseling plaats, die onbegrijpelijk is.' Courbets naaktfiguur week af van de gestroomlijnde versie, die wel in de smaak viel en rekende daarmee af met de schone schijn. In deze zienswijze voelde Courbet zich verwant met Rembrandt, die een soortgelijk verwijt had getroffen (Bronnenbundel p. 40). (Overigens vond een groep brugklasleerlingen dit onlangs 'het lelijkste schilderij dat ze ooit gezien hadden'. Ook deze tijd kent zijn gestroomlijnd ideaalbeeld!)

Aanbiedingstekst p. 30‑32, 35‑36 Bronnenbundel p. 71‑72

realisme16.jpg (144475 bytes)

16.    Edouard Manet (Parijs 1832 ‑ Parijs 1883) Stratenmakers in de Rue Mosnier, 1878 doek, 64 x 80, Cambridge, Fitzwilliam Museum

Van 1872 tot juli 1878 had Manet een atelier op de eerste etage in de huidige Rue de Léningrad, dat uitkeek op de Rue Mosnier (nu Rue de Berne), die toen net was gebouwd (op het schilderij wordt nog verhuisd). De lucht ontbreekt in dit straatgezicht door de keuze van een standpunt 'halverwege'. Het is niet zozeer het stedelijk landschap wat Manet inspireert, maar vooral datgene wat er op straat gebeurt. In dit geval zijn het de stratenmakers die zijn interesse wekken. Deze hadden in Manets tijd druk werk omdat het hele Parijse stratenplan door baron Haussmann ingrijpend werd gewijzigd. Aan dit schilderij met zijn 'fotografisch' standpunt liggen geen foto's maar diverse, snel uit het raam gemaakte schetsjes ten grondslag.

Aanbiedingstekst vgl. p. 33‑34‑35 Bronnenbundel p. 74, 80

realisme17.jpg (125077 bytes)

17.   Edouard Manet (Parijs 1832 ‑ Parijs 1883) op de boot, 1874 doek, 97,2 x 130,2, New York, Metropolitan Museum of Art

Een van Manets Nederlandse zwagers poseerde voor dit schilderij, dat wat de compositie betreft lijkt op een tijdens een boottochtje genomen snapshot. Toch zijn er allerlei zaken die een fotografische herkomst van het beeld onwaarschijnlijk maken zoals de onwaarschijnlijke positie van roer en zeil en de aan bakboord lichtelijk vervormde bocht van de achtersteven. Door de hele achtergrond door water in te laten nemen wordt gesuggereerd dat de horizon boven de rand van het schilderij valt. Röntgenfoto's tonen aan dat het touw oorspronkelijk naar de rechterhand van de mannenfiguur liep. Hadden de critici nu gelijk dat zoveel dingen niet kloppen? Of zette Manet welbewust de zaken naar zijn hand om zo een formele helderheid te krijgen?

realisme18.jpg (114577 bytes)

18.   Edouard Manet (Parijs 1832 ‑ Parijs 1883) De executie van keizer Maxiliaan (tweede versie), 1867‑8 doek, versneden in vier fragmenten, tesamen 190 x 216, Londen, National Gallery

op 19 juni 1867 werd de Oostenrijkse aartshertog Maximiliaan, keizer van Mexico, geëxecuteerd. Deze dramatische ontknoping raakte in Parijs bekend op een voor Napoleon III onwelkom moment, namelijk tijdens de prijsuitreiking van de Wereldtentoonstelling.

Tussen juni 1867 en januari 1869 werkte Manet dit gegeven verschillende malen uit als onderwerp voor een groot eigentijds historiestuk. Drie grote doeken, een schets in olieverf en een litho waren het resultaat. Naarmate er meer foto's en bijzonderheden beschikbaar kwamen, wijzigde Manet verschillende details zoals de uniformen van de soldaten.

Voor deze versie gebruikte Manet een foto van de keizer; voor de andere figuren werd geposeerd, compleet met een echt peloton soldaten. Ze werden door Manet ingeschakeld, nadat een journalist er op had gewezen dat de Mexicaanse uniformen zo op u die van de Fransen leken. Manet bleef problemen houden met de schaalverdeling tussen de beide groepen op het schilderij. Bij zijn dood ontbrak al een brede strook aan de linkerkant. Van de keizer is alleen nog een hand te zien, die die van zijn medegeëxecuteerde vriend vasthoudt. Het doek moet daarna versneden zijn. Later werden de stukken opnieuw bij elkaar gebracht door Degas.

Aanbiedingstekst p. 30‑31 Bronnenbundel p.78‑79

realisme19.jpg (151338 bytes)

19. George Hendrik Breitner (Rotterdam 1857 ‑ Amsterdam 1923) Kalverstraat Amsterdam aquarel, 59 x 87,5, part. coll.

Voor zijn grote stadsgezichten baseerde Breitner zich steeds meer op foto's, die hij door middel van kwadratuurlijnen en schetsen geschikt maakte voor de opzet van het schilderij. Het beeld is echter niet compleet zonder de grote aquarellen, die hij tussendoor ook maakte. Zij zijn schetsmatig en heel nat opgezet, zodat zij lijken opgebouwd uit grillig gedroogde, even gekleurde waterplekken.

Aanbiedingstekst p. 36‑37 Bronnenbundel p. 81‑83 (Helaas zijn de afbeeldingen op p. 83 gespiegeld)

realisme20.jpg (134689 bytes)

20.    Constantin Meunier (Etterbeek 1831 ‑ Elsene 1905) De aarde / de oogst. Studie voor het monument van de arbeid, opgericht in Leuven, 1895‑1909.

Brons, ca 50 x 50

[Dia 1-10] [Dia 11-20] [Dia 21-30] [Dia 31-40] [Dia 41-54]