Inhoud |
|
|
|
Afb. 1, japon, 1916, roze zijden crêpe, garnering van doorzichtige kraaltjes en roze zijden satijnband © Centraal Museum Utrecht |
|
Afb. 2, badpak, 1918, rood katoenen flanel met witte noppen © Centraal Museum Utrecht |
|
Afb. 3, paar schoenen, ca. 1916, goudkleurig leer, bruine veters lengte 23 cm © Centraal Museum Utrecht |
|
Afb. 4, avondjapon, ca. 1918, roestbruin zijden crêpe-chiffon op fel groen zijden satijn, garnering van witte kralen op tule, ceintuur van donderbruin zijden satijn © Centraal Museum Utrecht |
|
|
De kleding van de VROUW was in enkele jaren volledig van silhouet veranderd. De japon had brede schouders, brede revers aan een kraag die opvallend hoog in de nek opstond, een wijde rok en een slanke taille. In het algemeen werden meer namiddagkostuums, mantelkostuums en blouse-rokcombinaties gedragen dan japonnen. Omdat veel vrouwen in de rouw waren lag in de modetijdschriften de nadruk vooral op zwarte kleding, rouwsluiers enz.
Coco Chanel werkte tijdens de Eerste Wereldoorlog in een veldhospitaal in Deauville, Frankrijk. De donkerblauwe wollen jakken en pullovers van de mariniers inspireerden haar. Ze versierde ze met stiksels en hier en daar een broche en flaneerde ermee op de Promenade de Deauville. Veel dames uit die tijd volgden haar voorbeeld en schaften de oorlogscrinolines af. Ook al omdat ze in de shawlkraagjasjes met ceintuur en wollen jakken gemakkelijker hun werk konden doen.
Een nieuw type jasje met een shawlkraag en een ceintuur werd veel gedragen.
De mantel: wijd model met hoog opstaande kraag, soms gedragen met een ceintuur.
De onderkleding: lang korset niet jarretelles, zijden kousen (modekleur staalgrijs), hemd en broek of chemise-enveloppe . Dit was de vroegere combination voorzien van een split.
De beha werd nog maar door een enkeling gedragen.
Het haar: losjes opgestoken haar door een permanent gekruld.
De hoed: hoge toque of grote platte hoed met lint.
De accessoires: grote paraplu, handschoenen, mof. Voor het eerst werd door 'gewone' vrouwen oog make-up gebruikt. Met een zacht potlood werden lijntjes onder het oog aangebracht.
De schoenen: onder de kortere rokken veel knooplaarzen. Schoenen met hakken en vetersluiting , vaak in twee kleuren leer (afb. 3).
De kleding van de MAN kreeg in deze oorlogsperiode nog minder de aandacht dan al tientallen jaren het geval was geweest.
Het jasje van het meestal grijze, zwarte of gestreepte costume-veston kon zowel van één als twee rijen knopen zijn voorzien. Sportieve kostuums waren vaak van tweed en in plaats van een lange broek werd ook wel een plusfours gedragen. De lange pantalon had pijpen met ingeperste plooien en met omslagen. De hoed: deukhoed, bolhoed, strohoed en (geruite) pet. Voor het eerst zag men mannen zonder hoofddeksel buitenshuis.
De accessoires: zie vorige periode.
De schoenen: veterschoenen, soms tweekleurig.
De STOFFEN: wollen en zijden crêpe, wollen jersey, katoen en kunstzijde. Deze was in 1885 uitgevonden maar werd nu pas gebruikt voor japonstoffen.
De kleuren: veelal donkere tinten, blauw, groen en bordeauxrood.
De dessins: effen stoffen bandgarnering.
© Tirions kostuumgids, Marian Conrads en Gerda Zwartjes