Zoeken naar cultuur in Nederland
 
  Reis door cultuur in Nederland
 
  over cultuurwijs abonneer
 
home
terug
opnieuw zoeken
opnieuw zoeken

Kleding 1919 - 1924: Naoorlogse jaren

Dit is een onderdeel van een serie over Kledingstijlen van eind 19de eeuw en 20ste eeuw: 1890 - 1980

In tien jaar tijds was in het modebeeld niets meer te bespeuren van de wat decadente elegance van het begin van de twintigste eeuw. De vereenvoudiging die in de oorlog noodzaak was geweest, groeide nu uit tot een nieuwe stijl waarin de nadruk werd gelegd op bewegingsvrijheid. Begrijpelijk dus dat juist vrouwelijke ontwerpers als Coco Chanel en Jeanne Lanvin succes boekten met hun interpretaties van de nieuwe stijl.
Ook in de architectuur en de kunst werd gestreefd naar vereenvoudiging van vorm en materiaal. Bekende architecten uit deze tijd (Le Corbusier, Gropius, Rietveld) gebruikten beton, staal en glas en hebben daarmee hun stempel gedrukt op de bouwkunst van de daarop volgende jaren.

      Inhoud
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 1, japon, ca. 1921, witte katoenen mousseline, garnering van machinaal filet-doorstopwerk © Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 2, avondcape, ca. 1920, goudbrokaat met ingeweven motieven in zwart, pauwblauw en roze, vossenbont © Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 3, hoed, ca. 1924, donkergroen stro, lichtgroene zijden crêpe, garnering van groen zijden ripsband en fluweel © Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 4, sierkam, ca. 1920-1923, ivoor, hoogte 19,5 cm, breedte 14 cm, vervaardigd door Auguste Bonaz © Centraal Museum Utrecht
 © Centraal Museum Utrecht
Afb. 5, manchetknoop, ca. 1925, zilver, diameter 2 cm, ontworpen door Erich Wichman (1890-1929), vervaardigd door T.J. Vos (werkzaam 1924-1965)  © Centraal Museum Utrecht

De kleding van de VROUW was recht en sluik, met het accent op de heupen (afb. 1). De roklengte reikte aanvankelijk tot de enkel, na 1921 tot de kuit en werd na 1923 geleidelijk korter. De japon was meestal kraagloos met een V-hals, een ronde of een vierkante hals. Veelgedragen: het deux-pièces, dat bestond uit een rechte of geplooide rok met een lange blouse óver de rok. Vrouwen met een baan droegen een soort uniform, bijv. een zwart deux-pièces met een witte blouse en een lange shawl. Verder veel gebreide jumpers.
De mantel: recht en lang. Meer mantelpakken, vaak gegarneerd met bont. Het Chanel-pakje (jumper, rok en kraagloos jasje van jersey in de jaeger-kleur) werd snel populair.
De avondjurk: rechte halflange japon, laag decolleté of alleen maar schouderbanden, de rok in ongelijke punten vallend. De dunne stoffen vaak geborduurd met pailletten en strass.
De onderkleding: over het hemd een plat makend lijfje of een beha en een korset met jarretelles. De onderbroek tot de knie had vaak elastiek in de pijpen . Voor het eerst: onderjurken met schouderbanden.
Het haar: losjes opgestoken of strak weggekamd in een knotje op het hoofd . Er werd veelvuldig gebruik gemaakt van kammen en spelden van schildpad.
De hoed: grote, platte hoed met garnering van bloemen of veren. Ook nog toques. Voor 's avonds: als een helm om het hoofd sluitende hoedjes, later na 1920 mode voor overdag.
De accessoires: kraag en mof van vossenbont , imitatiesieraden, bijvoorbeeld lange glazen of parelkettingen in combinatie met goudkleurige schakelkettingen, lange oorhangers. Veel strassgarneringen.
De schoenen: laag uitgesneden pumps met spitse neuzen en banden over de wreef.

 

De kleding van de MAN bestond uit een colbertkostuum met vest. Het vest meestal zonder revers. Broekspijpen met vouw en omslagen, tamelijk kort zodat de schoenen zichtbaar waren. De smoking werd vaak gedragen. Sportieve dracht was een wijde plusfour met een bijpassend jasje en wollen kniekousen.
De mantel: rechte overjas, zwart of grijs, gemaakt van wol. Na 1920 begon men - vooral in Engeland - katoen met gummi te gebruiken voor regenjassen.
Het haar: kort en glad met een midden- of zijscheiding. De elegante man droeg een smalle snor zoals Douglas Fairbanks of Rudolph Valentino.
De accessoires: vlinderdasje met bijpassende pochet, dasspeld, manchetknopen, paraplu.
De schoenen: zwarte, bruine en tweekleurige molières. Bij slecht weer: rubber overschoenen.

 

De kleding van het KIND was eenvoudig en praktisch. Meisjes droegen hemdjurken en een strik in het haar.
Jongens plusfourpakken, grotere jongens een lange broek.

 

De STOFFEN: dunne tweed en jersey voor pakjes, crêpe de chine, zijden en wollen georgette voor jurken, lamé voor avondjurken.
De kleuren: grijs en beige á la Chanel, resedagroen, rozerood.
De dessins: veel randen op heuphoogte. Tegen 1924 kubistische motieven.

© Tirions kostuumgids, Marian Conrads en Gerda Zwartjes 

 

Lees verder over de kleding in de vorige periode:
Eerste Wereldoorlog 1914 - 1919
Lees verder over de kleding in de volgende periode:

Charleston 1924 - 1929

 



Hoofdartikel:
•  Kledingstijlen van eind 19de en 20ste eeuw: 1890 - 1980
 
Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland