|
|
|
|
|
Kleding 1924 - 1929: Charleston
Dit is een onderdeel van een serie over Kledingstijlen van eind 19de eeuw en 20ste eeuw: 1890 - 1980
De mode van de jaren twintig werd sterk beïnvloed door de kunst en de architectuur. De golvende lijnen van de Jugendstil waren onder invloed van het kubisme (Picasso, Mondriaan) vervangen door strakke, rechthoekige vormen.
De nieuwe stijl heette: art déco.
De nieuwe mode werd á la garçonne of charlestonmode genoemd, naar het ideaalbeeld voor de moderne vrouw en naar de populaire dans.
Enkele modedetails, zoals helmvormige hoeden en armbanden om de bovenarm, waren ontleend aan Egyptische afbeeldingen, die door het ontdekken van het graf van Toetanchamon (1922) in de belangstelling waren gekomen.
Inhoud |
|
|
|
Afb. 1, tweedelige avondjapon, 1927-1928, zalmkleurig velours-chiffon, garnering van zilverlamé, zilverkleurige en doorzichtige kraaltjes, strass, zilverkleurige corsage © Centraal Museum Utrecht |
|
Afb. 2, hoed, ca. 1929, zalmkleurig imitatiestro, bloemen van zijde |
|
Afb. 3, enveloppetas, ca. 1930, leer in groen, bruin en zwart © Centraal Museum Utrecht |
|
Afb. 4, paar schoenen, ca. 1927, zilverlamé, leer © Centraal Museum Utrecht |
|
Afb. 5, japon, ca. 1925-1926, zwart zijden crêpe-georgette, garnering van roze, witte en blauwe glaskraaltjes © Centraal Museum Utrecht |
|
Afb. 6, handtas, 1928, blauwe en gele zijde, sluiting van visbeen max. hoogte 32 cm, breedte 10 cm © Centraal Museum Utrecht |
De kleding van de VROUW was recht en kort. In 1927 was de rok het kortst, en wel tot op de knie. Behalve de hemdjurk droeg men veel trois-pièces van jersey à la Chanel. Voor de winter vooral tweed mantelpakken, afgezet met bont.
De mantel: eveneens kort, met een brede schouderlijn, een diepe shawlkraag en vaak gegarneerd met vos.
De avondjurk: in deze periode werden voor het eerst korte avondjurken gedragen. Meestal een recht hemdjurkje met schouderbanden, vaak van doorzichtige stof. De onderjurk paste qua kleur en model bij de japon. Vanaf 1928 werd de avondjurk opzij en achter wat langer (afb. 1 en 5), vaak in punten. Avondmantels waren van zijde met struisveren; typerend voor deze tijd: het smokingjasje gedragen over de avondjapon.
De sportkleding: wollen badpak zonder mouwen, met halve pijpen. De eerste speciale skibroeken, een lang of driekwart pofbroekmodel.
De onderkleding: weinig, kort en dun. Behalve wit ook gekleurd ondergoed. Veel kunstzijden charmeuse.
Rechte korselets voor een 'mooi' plat figuur en lijfjes met jarretelles. Naast zijden en katoenen kousen nu ook fil d'ecosse voor kousen.
Het haar: omstreeks 1925 hebben alle jonge en zich jong voelende vrouwen hun haar afgeknipt. Drie modellen: bobbed, Eton-crop en shingle (3a, b, c). Het haar werd met een warme krultang geonduleerd. Voor het eerst werd een door de zon gebruinde huid mode.
De hoed: cloche (pothoed) of helmhoed (afb. 2). Bij zomerjaponnen grote doorzichtige hoeden.
De accessoires: zeer belangrijk vanwege de eenvoudige kleding.
Lange shawls, art déco broches en poederdozen in email. Broches en armbanden van schildpad en ivoor. Lange Chanel-kettingen, oorhangers, enveloppetas (afb. 3), sigarettenpijpje. Klein model paraplu met geometrische motieven.
De schoenen: iets minder puntige bandschoenen (afb. 4). Door de belangstelling voor uitheemse culturen kwam slangen- en krokodillenleer in de mode. In 1927: laarzen met wijde schacht voor buitenshuis.
De kleding van de MAN begon voor het eerst sinds honderd jaar wat meer variatie te vertonen. Het colbertjasje was korter en getailleerd. Men droeg veel blazers met grijze broeken. In plaats van het vest dikwijls een V-hals pull-over of slip-over. Tussen 1924 en 1929 zeer wijde broekspijpen (Oxford bags), alleen door modieuze mannen gedragen. Voor de meeste mannen nog steeds het driedelige grijze pak. Veel gestreepte en kleurige dassen.
De onderkleding: voor het eerst korte onderbroeken en hemden zonder mouwen. Geruite en gekleurde sokken.
Het haar: midden- of zijscheiding; smalle snor (Rudolph Valentino!).
De hoed: vilten deukhoed, geruite wollen of linnen pet.
De accessoires: leren broekriem met gesp, vlinderdasje, pochet, zegelring met monogram, sigarettenkoker en sigarettenpijpje.
De schoenen: molières met ronde neuzen, vaak tweekleurig.
Kleding van het KIND: meisjes korte hemdjurken, jongens voor het eerst korte broeken met kniekousen .
De STOFFEN: kunstzijde, jersey, crêpe, tweed, bont, flanel voor de man.
De kleuren: rood, ecru, terra, blauw, groen. Zwart-wit combinaties, wellicht vanwege de waardering voor jazz en jazzdansen.
De dessins: strepen, onregelmatige ruiten (art déco!) zigzagmotieven (afb. 6). Voor zomerjurken noppen en bloemdessins.
© Tirions kostuumgids, Marian Conrads en Gerda Zwartjes
|
|
|
|
|
| |
| Instelling: |
|
Digitaal Erfgoed Nederland |
|