zoeken
mail a friend








Een kwart eeuw in Romeinse dienst

Dankzij een geoliede legermacht werd het zuiden van Nederland bij het Romeinse rijk ingelijfd. De inheemse bevolking nam geleidelijk aan Romeinse voorwerpen en gebruiken over. En ze leverden manschappen voor het leger. Bataven, Friezen en Cananefaten kozen soms voor een opmerkelijke loopbaan.

Lang dienstverband
Grafsteen van Marcus Traianius Gumattius, ooit ingemetseld in de kerktoren van Dodewaard, kalksteen, ca. 100 n. Chr., collectie Rijksmuseum van Oudheden (Foto: RMO, Leiden).
'Marcus Trajanius Gumattius, zoon van Gaiso, oudgediende van de ruiterafdeling der Afrikanen, heeft dit bij testament laten oprichten'. Gummatius is een Germaanse naam. De toevoegingen Marcus Trajanius zijn waarschijnlijk gekozen omdat keizer Trajanus (98 - 117) op dat moment regeerde. Aan de drieledige naam is te zien dat de veteraan Romeinse burgerrechten had gekregen. De ruiterafdeling der Afrikanen kwam tijdens de Bataafse opstand naar het zuiden van Nederland en wierf hier nieuwe manschappen.
Wie koos voor een baan in het leger (legio), nam een beslissing voor langere tijd. Want pas na 25 jaar kon een niet-Romeins burger afzwaaien. Voor mannen met Romeinse burgerrechten was de diensttijd iets korter: 20 jaar. Zonder burgerrechten kwam een man niet in het echte Romeinse legioen. Hij kreeg een plek bij de infanterie (cohortes) of de cavalerie (alae) van de hulptroepen (auxilia). Deze legeronderdelen werden overigens zeer gewaardeerd door de Romeinen. Friezen, Bataven en Cananefaten stonden bekend om hun uitstekende vechtkunst, paardrijdtechniek en zwemkunst.

Tot aan de Bataafse Opstand in 69 n. Chr. betekende het soldatenleven een baan op bekend terrein, redelijk dicht bij huis. Maar na 69 leek het de Romeinen beter deze hulptroepen een fiks eind van huis te plaatsen, bijvoorbeeld in het noorden van Engeland, Oostenrijk of Algerije. Zo hoopten ze samenzweringen met de eigen bevolking te voorkomen. Andersom betekende het dat hier soldaten uit allerlei windstreken langs de Rijn dienst deden. De Rijn was immers de noordgrens van het Romeinse rijk (Limes)en die moest uiteraard worden bewaakt en verdedigd. Grafstenen van gestorven soldaten geven aanwijzingen over de herkomst van de troepen.

De opbrengst
Hulptroepsoldaten verdienden maar een derde van wat collega's in het legioen ontvingen. Toch was dit kennelijk geen slecht inkomen. Daarbij waren er mogelijkheden tot promotie naar hogere rangen met een beter salaris. Bovendien was het tussen 70 en 170 n. Chr. tamelijk rustig langs de Romeinse grens en werd er weinig gevochten. Een baan als beroepssoldaat in 'vredestijd' hield vooral veel trainen, onderhouds- en bewakingswerk in.

Militair diploma, gevonden in Poeldijk (Z-H), brons, 160 - 167 n. Chr., collectie Rijksmuseum van Oudheden (Foto: RMO, Leiden)
Helaas ontbreekt de naam van de veteraan om wie het hier gaat. Hij was de zoon van Amandus en diende in de eerste ruiterafdeling van de Norici (een Oostenrijks onderdeel dat gestationeerd was in Dormagen, Duitsland). Met dit bewijs verleende de keizer het burgerrecht na 25 dienstjaren. Bovendien mocht de soldaat nu trouwen. De achterzijde is voorzien van de namen van zeven getuigen uit Rome, waar het origineel werd bewaard. De veteraan is na zijn diensttijd waarschijnlijk teruggegaan naar zijn geboortestreek.
Na 25 jaar trouwe dienst kwam de beloning voor de noeste arbeid. De veteraan (veteranus) kreeg Romeins burgerrecht, net als zijn geliefde -met wie hij dan pas mocht trouwen!- en zijn kinderen. Naar Romeinse gewoonte koos hij vervolgens een driedelige naam, zoals bijvoorbeeld Marcus Trajanius Gumattius. Ook kon hij een stuk grond krijgen om vervolgens boer te worden.

Om het bovenstaande te kunnen bewijzen, bezat de veteraan een afschrift van het eervolle ontslag. De tekst stond gegraveerd in twee bronzen plaatjes, die bij elkaar waren gebonden: het militaire diploma (letterlijk: dubbel gevouwen). Het origineel werd bewaard in Rome. Bij Poeldijk en bij Elst zijn delen van diploma's teruggevonden.

De kinderen van veteranen kregen zoals gezegd ook het Romeinse burgerrecht. Zonen konden op die manier wél rechtstreeks carrière maken in het legioen of elders. De Bataaf Posthumus had bijvoorbeeld zo'n geslaagde loopbaan. Hij was tussen 259 - 268 keizer van Gallië, Britannië en Spanje en zorgde voor een periode van rust in woelige tijden. Niet gek gedaan voor iemand uit de Lage Landen!


Monique Ras


Inhoud:
Uitrusting van soldaten
Dagelijks leven in het leger

Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
11 januari 2005