Diaserie Van beroep kunstenaar   

Een onderzoek naar de beroepspraktijk van kunstenaars en de wisselwerking met de markt

Centraal Schriftelijk Eindexamen Beeldende Vakken VWO 2001 (gescand en beschikbaar gesteld door: Peter Vermaas Penta College) De diaseries zijn samengesteld door het LOKV evenals de begeleidende tekst.

[Dia 1-10] [Dia 11-20] [Dia 21-30] [Dia 31-40] [Dia 41-50] [Dia 51-60] [Dia 61-70] [Dia 71-80]

bk061.jpg (220051 bytes)

61. Anni Albers (Berlijn 1899, woont in Amerika) Black, white, gold, 1950 Pictorial weaving op harde achtergrond Aanbiedingstekst: p. 67‑71

Bronnenbundel: p. 109‑11  

 
bk062.jpg (221668 bytes)

62. Anni Albers (Berlijn 1899, woont in Amerika) Pictorial weaving, 1959 wol, New York, part. coll.

Aanbiedingstekst: p. 67‑71

Bronnenbundel: p. 109‑11  

 
bk063.jpg (137394 bytes)

63. Lenore Tawney (1925) Lekythos,1962 linnen, 127 x 81 x 4,5

Aanbiedingstekst: p. 69‑71 Bronnenbundel: p. 111‑113  

 
bk064.jpg (178957 bytes)

64. Olga de Amaral (1932) Four Layers Interlacing, 1966 (detail) handgesponnen wol, 15,3 m x 3,60 m

Aanbiedingstekst: p. 69‑71 Bronnenbundel: p. 113‑114  

bk065.jpg (131484 bytes)

65. Marcel Duchamp (Blainville 1887 ‑ Neuilly 1968) Naakt dat een trap afdaalt nr. 2, 1912 Olieverf/doek, 146 x 89, Philadelphia, Museum of Art (coll. Louise en Walter Arensberg)

In dit schilderij heeft Duchamp geprobeerd 'een statische weergave van beweging' te realiseren, een streven waardoor hij verder wilde komen dan de kubisten, aan wie hij wel het idee van het ontleden van vormen te danken had.

Aanbiedingstekst: p. 71‑74,104         Bronnenbundel: p. 114‑116,171  

bk066.jpg (112122 bytes)

66. Marcel Duchamp (Blainville 1887 ‑ Neuilly 1968) L.H.O.O.Q., 1919 penseel/reproductie Mona Lisa, 19,7 x 12,1, part. coll.

De besnorde Mona Lisa kan men zien als een voorbeeld van culturele oneerbiedigheid. Nadat Duchamp zich allerlei gewone gebruiksvoorwerpen had toegeëigend om er zijn ready made's van te maken, gaat het bewerken van een van de boegbeelden van de westerse kunst, zij het in de vorm van een reproductie, een stap verder. Dit 'commentaar' op het werk van een ander is inmiddels eem geaccepteerde kunstvorm geworden en shockeert nu veel minder dan destijds. Maar de titel bevat ook een provocatie: als men L.H.O.O.Q. in het Frans letter voor letter uitspreekt, levert dat de zin op: 'zij heeft een hete kont'. Mona Lisa voorzien van mannelijke attributen verwijst indirect naar de vermeende homoseksuele geaardheid van Leonardo da Vinci. Zelf vond Duchamp het spannend om in performances van sekse te wisselen.

Aanbiedingstekst: p. 71‑74, 104 Bronnenbundel: p. 114‑116, 171  

bk067.jpg (126812 bytes)

67. Andy Warhol (Pittsburg Penns. 1928 ‑ New York 1987) Jackie (The week that was), 1963 zeefdruklacrylldoek, 203,2 x 162.6, part. coll

Warhols zeefdrukken van Jackie Kennedy na de moord op John F. Kennedy lijken een opvallende uitzondering te vormen op zijn gebruikelijke nadruk op het publieke beeld. Het lijkt alsof Jackie op een moment van persoonlijk verdriet gevangen is en het gaat om de echte vrouw achter de publieke rol van First Lady. Kranten, tijdschriften en TV hadden de begrafenis van de vermoorde president en het persoonlijk verdriet van de familie echter tot een spectaculaire publieke ceremonie omgebogen. Jackie Kennedy zelf had geholpen bij het plannen van de details van de begrafenis. Haar persoonlijk verdriet werd een openbaar ritueel; haar verdriet was niet alleen van haarzelf maar hoorde aan de natie. Warhols esthetische manipulaties van deze beelden maakt duidelijk dat hij zich bezighield met de nationaal bekende Jackie Kennedy, niet de privé rouwende echtgenote maar een publiek icoon, dat al gevormd was door de media. Hij heeft elke context, zoals het Capitool, de kist etc. uit de Jackiefotos weggehaald; er is geen juiste chronologie van beelden. In 'The week that was 1, 1963' heeft hij bijvoorbeeld ingezoomd op haar gezicht en het opgeblazen. Dat verhoogt de korreligheid, waardoor de details in haar gezicht verdwijnen. Het wordt een zeer geschematiseerde en gecodeerde uitdrukking van emotie. Ook onderwierp Warhol de foto's aan puur esthetische variaties: hij spiegelde de beelden tot opvallende geometrische patronen, waarbij hoofden als paren naar en van elkaar weg geplaatst zijn. Hij benadrukt de pure beeldwaarde van deze mediabeelden van een rouwende weduwe in haar openbare rol. Warhol ontleende het grootste deel van de foto's voor zijn Jackieserie aan twee nummers van Life magazine over de dood van Kennedy: het hoofdartikel 'De moord op president Kennedy' van 29 nov. 1963, en in het volgende nummer van 6 dec. 1963 'President Kennedy wordt ter ruste gelegd', waarin de begrafenisceremonie beschreven wordt. Zoals gebruikelijk in nieuwsmagazines werden de verslagen van de dood en de begrafenis van ‑de president gebracht als gemakkelijk te volgen verslagen van de gebeurtenissen. Zij brachten 'documentaire' foto's in strikt chronologische volgorde, met een begin, een midden en een eind. Het publiek was er van verzekerd dat zij het hele verhaal kregen. 29 november begon met een foto van het presidentspaar, glimlachend staande voor hun vliegtuig in Dallas; het midden bestond uit 4 bladzijden afzonderlijke filmbeeldjes uit de Zapruderfilm genomen, de beroemde amateurvideofilm van de moord. Het einde bevatte o.a. foto's van Lyndon B. Johnson die beëdigd wordt als president, met Jackie Kennedy aan zijn zijde. Uit deze serie nam Warhol de foto van Jackie Kennedy die in Dallas aankomt en de foto van haar bij Johnsons beëdiging. Het nummer van Life van 6 december had zwart/witte en kleurenfoto's over hele pagina's lopen, met tekst en uitleg erbij. De lezer kon de begrafenisprocessie volgen vanaf de koepel van het Capitool, waar Kennedy lag opgebaard, dan de trappen af van het Capitool, door de straten van Washington naar de begraafplaats Arlington. Warhol haalde vijf foto's uit dit nummer.

Aanbiedingstekst: p. 74‑75, 108‑109 Bronnenbundel: p. 117‑122, 173‑176  

bk068.jpg (143929 bytes)

68. Andy Warhol (Pittsburg Penns. 1928 ‑ New York 1987) Marilyn, 1967 (detail) 6 van 9 seriegrafieën, 91,5 x 91,5, Part.Coll.

De vrouwen van Warhols zeefdrukken zijn onmiddellijk te identificeren, omdat de massamedia het uiterlijk van sterren als Marilyn Monroe en Liz Taylor met veel succes 'typerend' hebben gemaakt. Hun 'merknaam' is een publieke identiteit met een onmiddellijk herkenbaar gezicht. Warhol benadrukte die 'merknaamkwaliteit' van de gezichten van de sterren door details weg te laten, omtreklijnen extra aan te zetten, en hun uitdrukking te overdrijven. In 'Marilyn Monroe' legde hij bijvoorbeeld de nadruk op de oppervlakkige uiterlijke kenmerken waardoor wij de blonde ster herkennen ‑ haar, lippen, zware oogschaduw ‑ tot op het randje van de karikatuur. Marilyns haar lijkt wel een strogele kap, scherp omlijnd, strak gemodelleerd en plompverloren op haar voorhoofd gezet. in vergelijkbare zin gaat in 'Liz' Taylors rode lippenstift rijkelijk over de omtrek van haar lippen heen en haar blauwgroene oogschaduw lijkt op twee uitgeknipte vormen die op goed geluk over haar oogleden en wenkbrauwen geplakt zijn. In beide portretten legde Warhol de nadruk op de uiterlijke, fysieke kenmerken die we van deze sterren kennen. ( ... ) Warhol overdreef het uiterlijk en de stijl van de beide sterren zelf en van de massaal geproduceerde fotobeelden waardoor zij bekend waren. Warhols zeefdrukken gaan daarom helemaal niet over Taylor en Monroe als reële mensen, maar over hun publieke beeld in zijn meest zuivere vorm. Hij maakte van het massamediabeeld een puur artistiek fenomeen. Hij haalde de massaproductiefoto's van zijn sterren uit hun oorspronkelijke context van kranten, tijdschriften en publiciteitsfoto's, zeefdrukte ze als enkele of meervoudige beelden, met heldere metallickleuren geschilderd. De verschillen tussen Warhols talloze Monroedoeken zijn gelegen in de kleur of de korreligheid van de zeefdruken, niet in veranderingen in de emotionele toestand van degene die hij portretteert. Warhol maakte in zijn meervoudige, gestapelde Monroebeelden geen ander onderscheid dan de esthetische kenmerken van de beeldvorm. Alle twintig beelden van Monroe in 'Marilyn Monroe' zijn gebaseerd op dezelfde foto. Ze onderscheiden zich alleen doordat sommige gevlekt zijn, andere strepen hebben gekregen, sommige te bleek zijn en andere te donker. Elke voorstelling van Monroe is simpelweg artistiek vernuft, want alle uiterlijkheden zijn alleen maar het resultaat van Warhols slordige toepassing van de zeefdruktechniek. Warhol koos psychedelische, metallic kleuren uit die nieuw en kunstmatig waren en juist daardoor vermijden dat je ze betrekt op menselijke emoties. Zelfs de titels van de Monroe‑ en Taylorzeefdrukken leiden de aandacht meer naar de esthetische processen dan naar hun persoonlijkheid: naast de naam van de ster wordt het aantal beelden op het doek vermeld, de hoofdkleur van het werk, de maten, of de datum. Net zomin als Warhols 'Soepblikken' niet verwezen naar de realiteit van echte soep, sluiten Warhols doeken van Monroe de betrokkenheid op het zogenaamde echte leven van de individuele persoon uit.

Aanbiedingstekst: p. 74‑75, 108‑109 Bronnenbundel: p. 117‑122, 173‑176  

bk069.jpg (167447 bytes)

69. Christian Dotremont (Tervuren 1922 ‑ Buizingen 1979) Corneille (luik 1922 Veertien improvisaties, 1949 gouache, eik 16 x 13, Parijs, part. colt.

Uit een brief van Corneille aan Constant: 'Vlekken die ik op het papier gemaakt had, staan aan de oorsprong van een met de hand geschreven tekst van Dotremont'.

Aanbiedingstekst: p. 32‑33, 75‑77, 106‑107 Bronnenbundel: p. 47‑48, 122‑126, 171‑173

bk070.jpg (123505 bytes)

70. Constant Nieuwenhuys (Amsterdam 1920) Het laddertje, 1949 Olieverf/doek, 90 x 75, Den Haag, Gemeentemuseum

Aanbiedingstekst: p. 75‑77 Bronnenbundel: p. 122‑126

 

[Dia 1-10] [Dia 11-20] [Dia 21-30] [Dia 31-40] [Dia 41-50] [Dia 51-60] [Dia 61-70] [Dia 71-80]