Modernistische stromingen als Futurisme en Surrealisme drukten een gevoel van chaos en onzekerheid uit. De Kunstenaar worstelde met zijn eigen bestaan en zijn Kunst. Toch probeerden modernisten nog tot een zekere zingeving te komen. Men deed met andere woorden nog moeite om Technieken te vinden om aan de onzekerheid en het chaosgevoel te ontsnappen. Dat gebeurde respectievelijk door het opwaarderen van de moderne Techniek (futurisme) of van de wereld van droom en Fantasie (surrealisme). Postmoderne Kunstenaars verzetten zich niet meer tegen de chaos, maar laten zich gretig overspoelen door de veelzijdigheid die ze biedt.
In de postmoderne Kunst maakt men een keuze uit verschillende stijlen en stijlcombinaties en het gebruikmaken van elementen uit andere disciplines zoals Film televisie en Muziek.

In de jaren tachtig en negentig gaat de Postmoderne Kunst alle kanten op. Kunstenaars grijpen terug op voorbije periodes of combineren stijlen tot iets nieuws. In de postmoderne Kunst is de combinatie van de meest uiteenlopende stijlelementen in een werk tot nieuwe stijl verheven. Een Collage van stijlen door populaire cultuur en high culture te mengen. Men greep ook wel terug naar de klassieken. In de jaren zestig en zeventig werd de Schilderkunst doodverklaard, maar in het begin van de jaren tachtig kwam ze weer op de kaart te staan. Vooral Duitse en Italiaanse schilders verzetten zich met hun werk tegen het 'te ver doorgeschoten' Modernisme.

De meeste Nederlandse kunstcritici plakten al snel het stempel 'vrijblijvendheid' op het Postmodernisme. Ze definieerden de stroming graag als anything goes en benadrukten vooral haar vage, onbepaalde karakter.