|
11.
Rembrandt van Rijn (Leiden 1606 ‑ Amsterdam 1669)
Bathseba
met de brief van koning David. 1654
olieverf/doek,
142 x 142, Parijs, Louvre
In Rembrandts versie van het
verhaal is alle koninklijke glamour verdwenen. Alleen het volumineuze gewaad
van goudbrocaat en de aanwezigheid van een dienares maken duidelijk dat het
verhaal in hogere kringen speelt. Vrijwel al het licht valt op het lichaam van
Bathseba. Een deel van haar lichaamsgewicht wordt ondersteund door een arm.
Deze houding komt bij Rembrandts poserende vrouwen vaker voor. Er is wel
verondersteld dat het model deze houding iets makkelijker vol kon houden (vgl.
afb. op p. 41 van de Bronnenbundel). Rembrandts voorstelling is er veel meer
op gericht de eigenlijke inhoud van de geschiedenis weer te geven. Bathseba
verkeert hier in grote onzekerheid, nadat zij Davids boodschap, het briefje in
haar hand, heeft ontvangen. Moet ze de koning gehoorzamen of trouw zijn aan
haar echtgenoot? Haar blik is in zichzelf gekeerd, omdat zij er alleen voor
staat in haar twijfel welke beslissing ze moet nemen. De dienares heeft hier
niet de rol van vertrouwelinge en blijft in het donker. De overgang tussen
licht en donker tussen deze beide figuren wordt verzacht door de tussentinten
van het goudbrokaat. Een gordijn sluit de voorstelling af.
Aanbiedingstekst: p.
27‑31, 56‑57. 85‑920
Bronnenbundel: p. 34‑47.
(89‑92), 140‑145, vgl. de reeksen op p. 42‑43 (reeks dia
9‑13)
|
|
12.
Edouard Manet (Parijs 1832 ‑
Parijs 1883)
Studie
voor de verraste nimf, 1860‑61
olieverf/paneel,
35,5 x 46, Oslo, Nationale Galerie
Dezelfde voorover gedoken
houding van Rembrandts Suzanna is te zien in deze studie van Manet voor zijn
schilderij 'De verraste nimf'. In het uiteindelijke schilderij heeft hij
alleen de naakte vrouwenfiguur behouden. In deze studie is de totale
compositie veel breder, maar niet uitgewerkt. Achter het naakte vrouwenlichaam
staat de donkere gebogen gestalte van een dienares. Een nog vagere
vrouwenfiguur buigt zich links over het water; dit is een laatste herinnering
aan het feit dat Manet dit doek begon als 'Mozes gered uit het water'. Er zijn
veel veronderstellingen geopperd aan wie Manet de houding van zijn
vrouwengestalte ontleend zou hebben, maar het is duidelijk dat hij hiermee
aansloot op een brede en lange traditie, waar ook Lastman zich door liet
inspireren. Het idee om een naakt in de buitenlucht te schilderen en daarmee
te wedijveren met de oude meesters pakte hij een jaar later opnieuw op met
zijn geruchtmakende werk 'Le déjeuner sur I'herbe' (dia 36 en 37).
Aanbiedingstekst: p. 63‑64
Bronnenbundel: p. 99~101,
(reeks 9‑13)
|
|
13.
Jean‑Léon Géróme (Vésoul 1824
‑ Parijs 1904)
Het
Moorse bad, ca 1870
olieverf/doek,
51 x 41, Boston, Museum of Fine Arts
Hetzelfde contrast tussen het
blanke naakt en de donkere dienares zien we in dit schilderij van de
salonschilder Géróme, maar het schilderij stamt uit een andere traditie,
namelijk die van het reizen naar exotische landen. Deze traditie had zich
ontwikkeld vanaf de 18de eeuw. Volgens de deskundigen is dit waarschijnlijk
een badhuis in Caïro, dat Géróme twee jaar eerder had bezocht (hemelsbreed
overigens niet zo ver van de locatie van Bathseba's bad). De Franse schrijver
Flaubert beschreef zijn bezoek aan een badhuis in Caïro zo: 'ik was alleen in
het hete vertrek en zag het daglicht vervagen door de grote ronde glasramen in
de koepel. Het is een groot genot, vermengd met een zoete melancholie, om zo
een bad te nemen, helemaal alleen verloren in deze schemerige vertrekken,
waarin het geringste geluid weerklinkt als een kanonschot.' Zo'n gewelfd
vertrek met schemerig licht is door Géróme afgebeeld, terwijl bundels
zonlicht door de vensters in de veronderstelde koepel boven het schilderij
weerkaatsen op de achterwand. In het werk zijn oosterse motieven verweven in
de westerse traditie van klassieke schoonheid en artistieke principes, al
vonden sommigen dat zulke naakten 'wel van ivoor leken en weinig gevoel
vertoonden'.
Aanbiedingstekst: p.
60‑61
Bronnenbundel: p. 92‑94.
p. 170, (reeks dia 9‑13)
|
|
14. Peter Paul Rubens (Siegen
1577 ‑ Antwerpen 1640)
Decius Mus richt zich tot de
legioenen, ca 1617
olieverf/paneel, 80,6 x 54,5,
Washington, National Gallery
Deze
olieverfschets is waarschijnlijk gemaakt in het jaar dat Rubens tien ontwerpen
voor een serie tapijten maakte met de geschiedenis van Decius Mus. In deze
jaren werd het profijt van zijn jarenlange bestudering van de Italiaanse
schilderkunst zichtbaar. Hij bereikt in deze schets een monumentaal effect
door de eenvoudige formule toe te passen om de afzonderlijke figuur links
scherp af te bakenen van de verschillende houdingen in de groep rechts. Het
ritme van de figuren uit deze groep wordt
geaccentueerd
door de plaatsing van de standaards en legertekens. In deze periode
prepareerde Rubens zijn panelen met een witte grond van gesso, waardoor de
kleuren levendiger worden. Zulke paneeltjes waren meestal klein, omdat, zoals
Rubes aan Carleton schreef, 'kleine composities beter uitkomen op hout dan op
doek'. Decius Mus was in 340 v.c. consul van de Romeinen. In een slag tegen de
Latijnen bij de Vesuvius zou hij zich vrijwillig door middel van een devotio
hebben geofferd
en
zo de Romeinen de overwinning hebben bezorgd. Bij een devotio wijdde de
veldheer zichzelf en het vijandige leger aan de goden van de onderwereld en
zocht vervolgens de dood in de strijd. Sinds de Renaissance wordt Decius Mus
als voorbeeld van vaderlandsliefde voorgesteld.
Aanbiedingstekst: p.
24‑27
Bronnenbundel: 34‑39,
138‑140
|
|
15.
Pieter Lastman (Amsterdam 1583 ‑
Amsterdam 1633)
Coriolanus
en de Romeinse vrouwen, 1625 (detail)
olieverf/paneel,
81 x 132, Dublin Trinity College
Toen Rembrandt op het atelier
van Lastman kwam, had deze net dit schilderij voltooid. Het werk moet diepe
indruk op de jonge schilder hebben gemaakt.
Coriolanus was een Romeins
veldheer die overliep naar de vijandige Volscen. Met hen veroverde hij stad na
stad tot hij voor de poorten van zijn geboortestad Rome stond. De Romeinen
stuurden afgezanten en later vrouwen, onder wie zijn moeder en zijn vrouw, om
hem te smeken de stad te sparen. Eerst wilde hij daar niets van weten maar
later liet hij zich vermurwen en trok hij met zijn leger weg. Op dit
schilderij is hij nog niet bereid gehoor te geven aan de smeekbede. Lastman
heeft de ontmoeting tussen een machtige legeraanvoerder en een groep smekende
vrouwen gevat in een compositie met links op een verhoging Coriolanus en
rechts de vrouwen. De achtergrond wordt gevuld met een legertent en een
menigte pieken en lansen. In 1626 schilderde Rembrandt een historiestuk 'Palamedes
voor Agamemnon'(nu in de Lakenhal in Leiden) waar hij het motief van de op een
verhoging staande machtige figuur overnam. De opbouw van dit schilderij komt
nauw overeen met de instructies zoals die door Van Mander in 'Den Grondt der
Edel vry Schilder‑const' worden gegeven. Volgens Van Mander moet een
schilder bij het vervaardigen van een historiestuk te werk gaan als een
marktkoopman, die zijn waar op overzichtelijke wijze uitstalt. De figuren
dienen afhankelijk van hun rol en betekenis op het schilderij te worden
geplaatst. Hij beveelt aan de hoeken van een historiestuk op te vullen met
forse voorgrondfiguren of architectonische elementen. Deze dienen als een
soort coulissen. De hoofdhandeling dient zoveel mogelijk in het midden van het
schilderij te worden gesitueerd. De kunstenaar moet de figuren in groepjes
samenbrengen, waarbij de afzonderlijke figuren verschillen in kleding, houding
en gelaatsuitdrukking. Belangrijke figuren steken bij voorkeur uit boven de
overige. Dit kan worden bereikt door de hoofdfiguren op een verhoging te
plaatsen. Vgl. dia 28 waarin het thema 'heerser tegenover smekende vrouwen'
door Le Brun op een geheel andere manier is opgevat.
Aanbiedingstekst p.
28‑29
Bronnenbundel: p. 39‑43,
vgl. p. 63‑64 en dia 14 en 28
|
|
16. Peter Paul Rubens (Siegen
1577 ‑ Antwerpen 1640)
Modello voor de Hemelvaart van
Maria, ca 1622‑25
olieverf/paneel, 87,8 x 59,1,
Den Haag, Mauritshuis
Ondanks
al zijn aandacht voor klassieke onderwerpen bleef Rubens ook werken aan grote
kerkelijke opdrachten, waarmee hij tevens een van de vormgevers werd van de
christelijke iconografie van de contrareformatie. In 1619 werd een contract
opgesteld tussen de deken van de kathedrale kerk van Antwerpen en Rubens voor
de vervaardiging van een altaarstuk 'De Hemelvaart van Maria' voor de
Onze‑Lieve Vrouwekerk te Antwerpen, waarbij Rubens beloofde: 'dat ick
sa] schilderen loffelyck ender tot mynen alderbesten mogelyck synde, een
paneel daarop de historie van onze Lieve Vrouwen Hemelvaart ofte coronatie,
tot contentement vanden heeren van den Capittele'. (Het was dus bij het
opstellen van het contract nog niet zeker of het een hemelvaart of een kroning
van Maria zou worden.) De laatste eindaf rekening is van maart 1627. Toen pas
was het bijna vijf meter hoge altaarstuk voltooid. Rubens heeft ongetwijfeld
de 'Mariahemelvaart' van Titiaan, die in Venetië in de Frarikerk hangt, voor
ogen gehad toen hij aan zijn modello begon. Bij Titiaan neemt God de vader het
bovenste deel van de compositie in, maar aangezien in Antwerpen het schilderij
gevat zou worden in een monumentale gebeeldhouwde omlijsting, zouden de
beeldhouwers zorgen voor een bekroning met Christus en God de vader. (Dit
gebeurde ook, maar het werk werd in de Franse revolutie ontmanteld.) Daarom
kijkt Maria direct naar boven, waarmee ze een extra accent geeft aan de
diagonale beweging naar boven. Waarschijnlijk is het modello, dat meer vaart
heeft en veel spontaner is geschilderd dan het uiteindelijke altaarstuk,
gemaakt voor de in 1624 overleden deken die de opdracht had geregeld en het
voltooide altaar niet meer heeft gezien, omdat alles zo lang duurde.
Aanbiedingstekst: p.
24‑27, 87‑89
Bronnenbundel: p. 34‑39,
(138 ‑ 140)
|
|
17.
Peter Paul Rubens (Siegen 1577‑
Antwerpen 1640) De opvoeding van Maria de' Medici, ca 1622‑23
olieverf/doek, Parijs, Louvre (de Medicicyclus)
Bellori beschrijft het werk
zo: 'Daarnaast schilderde hij de opvoeding van de koningin. Minerva is gezeten
en leert het koninklijke meisje lezen; aan haar rechterzijde zit iets meer
naar voren Harmonie die de basviool(cello) speelt. Links van Minerva zijn de
drie Gratiën aanwezig. Een van hen houdt een kroon vast om die aan de
koningin te geven, terwijl uit de hemel Mercurius afdaalt om haar welsprekend
te maken. Op de voorgrond liggen de instrumenten van de vrije kunsten. De
achtergrond voor deze figuren is een grot, die aan de bovenkant een opening
heeft vanwaar wateren vallen en het licht valt op de drie Gratiën, die in hun
naaktheid worden verlevendigd door het daglicht. De schoonheid van het gelaat
van de koningin wordt door dit alles niet in schaduwen gehuld, maar het licht
reflecteert juist de gratie en de vrolijkheid ervan.
Aanbiedingstekst: vooral p.
52‑53
Bronnenbundel: vooral p.
85‑88
|
|
18. Peter Paul Rubens (Siegen 1577‑ Antwerpen 1640)
De presentatie van het portret
van Maria de' Medici, 1621‑1625
olieverf/doek, Parijs, Louvre
(de Medicicylus)
Bellori:
'Het
volgende schilderij stelt het begin van het koninklijk huwelijk met koning
Hendrik IV voor. Een gevleugelde Amor zweeft in de lucht en toont hem het
portret van de koningin. De koning schittert in zijn met goud gedecoreerde
wapenrusting. De zegevierende krijgsmansgeest wordt verzacht door de
schoonheid van de koninklijke bruid waar Amor hem op wijst. De koning wordt
gevolgd en aangemoedigd door Frankrijk. Bovenop een wolk zit Jupiter naast
Juno met de adelaar en de pauwenwagen, vergezeld van Amortjes. Aan de voeten
van de koning houdt een Amor de helm en de ander het schild vast.
Aanbiedingstekst: vooral p.
52‑53
Bronnenbundel: vooral p.
85‑88
|
|
19.
Peter Paul Rubens (Siegen 1577 ‑ Antwerpen 1640)
De
landing van Maria de' Medici. ca 1622‑23
olieverf/doek,
Parijs Louvre (de Medicicyclus)
Bellori: 'Daarna ziet men de
ontscheping in de haven van Marseille. Frankrijk en de bisschop lopen de
koningin tegemoet om haar te ontvangen onder een baldakijn boven een brug van
rijkelijk versierde schepen. In de lucht zweeft de Faam en met haar bazuin
verkondigt zij aan het volk de komst van de koningin. in de nabijheid van
Neptunus en de Sirenen blaast een Zeetriton op zijn schelptrompet, terwijl in
de haven de galeien van de paus en van Florence en die van Malta liggen. Boven
het rijkste goud is een in het zwart geklede ridder te zien met het witte
kruis. Door het afschieten van de kanonnen weerlicht de hemel in een vrolijke
nevel.'
Aanbiedingstekst: vooral p.
52‑53
Bronnenbundel: vooral p.
8s‑88
|
|
20.
Rembrandt van Rijn (Leiden 1606 ‑ Amsterdam 1669)
Portret
van Jan Six, 1654
olieverf/doek,
112 x 102, Amsterdam part. coll.
Op de achterkant van dit
portret heeft Jan Six, die gedurende een aantal jaren een persoonlijke vriend
van Rembrandt was, een Latijns gedicht geschreven: 'Dit was mijn uiterlijk,
Jan Six, die vanaf zijn jeugd de Muzen heeft vereerd.' Six behoorde tot een
deftige familie en werd later burgemeester van Amsterdam, maar hij begaf zich
ook op het artistieke pad en schreef verschillende toneelstukken.
Dit is een van de meest vrij
geschilderde portretten die Rembrandt ooit heeft gemaakt en de
veronderstelling is geopperd dat Rembrandt het zich in dit vriendenportret kon
veroorloven om zijn opvatting van 'sprezzatura' of 'lossigheydt', de
meesterlijke nonchalance, tot uiting te brengen.
Aanbiedingstekst: p.
27‑28, 56‑57, 90‑91
Bronnenbundel: p.39,
89‑91, (140‑143)
|