|
51. Walter Gropius (Berlijn
1882 ‑ Boston 1969)
Docentenwoning (Feinigerhaus)
van het Bauhaus in Dessau, 1925‑6
(Huidige situatie)
Aanbiedingstekst: p.
43‑44
Bronnenbundel: p. 70‑76
|
|
52.
Herbert Bayer (Haag 1900 ‑ Santa
Barbara, Cal. 1985)
omslag
voor Bauhausbrochure, ca 1927
Voor dit omslagontwerp
gebruikte Bayer een experimentele foto van de balkons van de studentenflat van
het Bauhaus.
Aanbiedingstekst: p.
43‑44
Bronnenbundel: p. 70‑76,
177‑178
|
|
53.
Walter Gropius (Berlijn 1882 ‑ Boston 1969)
Façade
rijtjeshuis in de wijk Dessau Törten, 1926‑28
tempera/papier,
24,4 x 62,9, Cambridge Mass., Busch Reisinger Museum
Aanbiedingstekst: p.
43‑44,(46‑49)
Bronnenbundel: p. 70‑76,
vooral 75‑76
|
|
54. Wassily Kandinsky (Moskou 1866 ‑ Neuilly‑sur‑Seine
1944)
Vrolijke kleuren, 1923
Kleurenlitho uit de
Meestermap, Berlijn, Bauhausarchief
Van
1919 tot 1925 had het Bauhaus een werkplaats om grafiek af te drukken. Bij de
verhuizing naar Dessau werd deze werkplaats opgeheven en kwam er een
typografie‑atelier voor in de plaats (vgl. dia 52.). De drukwerkplaats
stond onder leiding van Lyonel Feiniger als vormmeester en Carl Zaubitzer als
ambachtsmeester. Feiniger zelf legde zich vooral toe op de houtsnede (vgl.
afb. Aanbiedingstekst p. 43 of Bronnenbundel p. 70). De ambachtelijke meester
heeft het in zijn berichten uit de werkplaats herhaaldelijk over de onverenigbaarheid
tussen de artistieke ambities van vele studenten en de wens om economisch
quitte te spelen. De werkplaats stond open voor iedereen. De vakmatige
opleiding stond op een hoog peil en omvatte hoog‑, diep‑ en
vlakdruk. De werkplaats produceerde behalve bladen in opdracht en
ansichtkaarten ook tien grafiekmappen. Een daarvan is de in 1923 geproduceerde
map Bauhausmeister, waarvoor Kandinsky deze bijdrage leverde.
Aanbiedingstekst: p.
43‑46, 65‑67 , vgl. ook afb. p. 78
Bronnenbundel: p. 70‑74,
102‑108
|
|
55.
Paul Klee (Münchenbuchsee 1879 ‑ Locarno 1940)
Drei Türme, 1923‑101 aquarel, 32,8 x 23,
part. coll.
Klee's tekeningen vormen
volgens zijn zoon Felix begin‑ en eindpunt van zijn oeuvre. Een tekening
was voor hem een vondst, een ervaring waarvan hij de eenmaligheid zeer
belangrijk vond. Grenzen tussen de verschillende technieken bestonden daarbij
niet meer voor hem.
Als vormmeester had hij grote
invloed op de ontwerpen van de textielwerkplaats (vgl. afb. Aanbiedingstekst
p. 68 en Bronnenbundel p. 108, dia 59.).Deze ingetogen aquarel lijkt
zelf wel een geschikt ontwerp voor een wandtapijt (wat het niet is!).
Aanbiedingstekst: p.
65‑69
Bronnenbundel: p.
102‑108 (vooral p. 107‑108)
|
|
56.
Marianne Brandt (Chemnitz 1892 ‑ Halle 1983)
Thee‑extractkannetje,
1924
binnenkant
verzilverd, messing + ebbenhout, h. 7,5
Bij het ontwerp van dit
theekannetje ging Marianne Brandt net als vele andere ontwerpers van het
Bauhaus uit van de basisvormen cirkel, kogel e n cilinder. Hoewel de industriële
productie het einddoel was in de metaalwerkplaats, werd alles hier met de hand
gemaakt. Omdat men nog niet zoveel verstand had van machinale productieprocédés,
had men het idee dat basisvormen gemakkelijk industrieel te vervaardigen
zouden zijn. Bovendien sloot het gebruik van basisvormen aan op de
theoretische vormleerlessen van onder andere Kandinsky. Aangezien bijna de
hele productie tot 1928 gericht was op deze toepassing van basisvormen en
‑kleuren, ontstond er in eik geval in de ogen van anderen, zoiets als
een Bauhausstijl.
Aanbiedingstekst: p.
43‑46, 65‑67. 109‑112
Bronnenbundel: 70‑74,
102‑103, 177‑181
|
|
57. Marcel Breuer (Pécs 1904 ‑ New York 1981)
Houten lattenstoel, tweede
versie, 1923
gebeitst ahornhout, bespannen
met stof van paardenhaar, Berlijn,
Bauhausarchief
De
houten meubels uit de meubelwerkplaats laten de invloed zien van de houten
stoelen die Gerrit Rietveld sinds 1917 had ontworpen. Breuer was een van de
eerste leerlingen van de werkplaats. Al zijn meubels zijn bedoeld als typen
voor industriële productie. Stoelen moesten voldoen aan de volgende eisen:
‑
elastische zitting en rugleuning, maar geen dikke bekleding die zwaar en duur
is en stof aantrekt
‑
schuin zitvlak om bovenbeen in gehele lengte te ondersteunen
‑
schuine positie bovenlichaam
‑
vrijlating ruggengraat, omdat druk lastig en ongezond is.
Alleen
zitvlak en schouderbladen worden ondersteund. Belangrijk in de constructie is
ook dat de bredere dimensies van het hout tegen de richting van de stof en de
drukrichting van het zittende lichaam ingaan.
Aanbiedingstekst: p.
65‑67, 109‑112
Bronnenbundel: p.
105‑107, 177‑179
|
|
58.
Marcel Breuer (Pécs 1904 ‑ New York 1981)
Stoel
in wit en grijs, 1924
hout
en triplex
In deze stoel is hout
gecombineerd met licht triplex. Om het constructieve karakter te benadrukken
werden de onderdelen in verschillende kleuren geschilderd, soms kleurig maar
in 1924 veel in wit en grijs.
Aanbiedingstekst: p.
65‑67, 109‑112
Bronnenbundel: p.
105‑107. 177‑179
|
|
59. Gunta Stölzl (München
1897 ‑ Zürich 1983)
Beddensprei, 1923
tapisserie + brokaat, wol,
katoen en zijde, 220 x 100,
Basel, Kunstgewerbemuseum
De
sprei is een typisch product van de Weimarjaren: heel ambachtelijk met veel
verschillende materialen en afwisselende randen. Dit werk vormt een grote
tegenstelling tot het rationele ontwerp van de fabrieksmatig te vervaardigen
meubelstof van dia 60, waarbij een herhaald motief uitgangspunt van het
ontwerp is.
Aanbiedingstekst: p.
67‑69. 112‑113
Bronnenbundel: p.
108‑109. 180‑181
|
|
60.
Gunta Stölzi (München 1897 ‑ Zürich 1983)
Meubelbekledingstof
Aanbiedingstekst: p.
67‑69, 112‑113
Bronnenbundel: p.
108‑109, 180‑181
|