|
21.
Rembrandt van Rijn (Leiden 1606 ‑ Amsterdam 1669)
Detail
van dia 20.
|
|
22.
Rembrandt van Rijn (Leiden 1606 ‑ Amsterdam 1669)
Graflegging,
1636‑39
olieverf/doek,
92,5 x 68,8, München, Alte Pinakothek
Aanbiedingstekst: p.93
Bronnenbundel: p.
143‑145
|
|
23. Rembrandt van Rijn (Leiden
1606 ‑ Amsterdam 1669)
De Buiten‑Amstel vanaf de Blauwbrug, ca 1649
pen en penseel in bruin 1 perkament, 13,2 x 23,1. Amsterdam,
Rijksprentenkabinet
De
enige kunstvorm die met Rembrandts landschapstekeningen is te vergelijken is
te vinden in de klassieke Chinese inkttekeningen. Ook daar wordt in de
uiterste reductie van beeldmiddelen een maximale atmosfeer getroffen. Ook daar
slagen tekenaars erin het papier zelf mee te laten werken. Het lege deel van
het papier kan in deze tekeningen niet alleen staan voor lucht, maar ook voor
water, weiland of sneeuw.
Aanbiedingstekst: p. 31‑32
Bronnenbundel: p. 44
|
|
24. Govert Flinck (Kleef 1615
‑Amsterdam 1660)
Amalia van Solms bij het graf van Frederik Hendrik bezocht door de Hoop,
1654
olieverf/doek. 307 x 189, Den Haag, Mauritshuis
Omstreeks
1633 ging Flinck in de leer bij Rembrandt. Aanvankelijk nam hij veel van de
stijl en de composities van zijn leermeester over, maar volgens Houbraken
heeft hij later deze stijl 'met veele moeite en arbeid afgewent' en werkte hij
veel meer naar Vlaamse voorbeelden. De laatste tien jaar van zijn leven werkte
hij aan verschillende eervolle opdrachten, zoals dit werk dat hij in opdracht
van Amalia van Solms vervaardigde voor een vertrek in Huis ten Bosch. Amalia
zit met een weduwensluier op haar hoofd bij het (imaginaire) graf van Frederik
Hendrik die is afgebeeld als zittende bronzen figuur tussen vier zuilen met
deugden op de hoeken (vgl. het graf van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in
Delft). Naast haar staat een vrouwelijke figuur met een helm, die
waarschijnlijk de oorlogsgodin Bellona voorstelt. Het boek van Amalia dat
Amalia vasthoudt zou de in 1652 verschenen biografie van Frederik Hendrik
kunnen zijn. De jonge vrouw in het blauw links is de Hoop. Ze leunt op een
anker en in haar hand houdt ze een takje met een klein sinaasappeltje, symbool
voor het huis van Oranje. Een engel wijst op de zon die door de wolken breekt.
Op de achtergrond omringen putti een dood
neerliggende figuur in harnas die waarschijnlijk haar overleden zoon
stadhouder Willem II voorstelt. Vanaf de top van de zuil verheft zich de vogel
Phoenix als teken van nieuwe hoop, die ook door het sinaasappeltje wordt
gesymboliseerd: acht dagen na zijn vaders dood werd de latere stadhouder
Willem III geboren. Er is in dit stuk vrijwel niets meer over van Rembrandts
stijl. Flinck heeft zich
aangepast aan de smaak van de elite.
Aanbiedingstekst: p. 85‑87
Bronnenbundel: p. 140‑143
|
|
25.
Michael Sweerts (Brussel 1624 ‑
Goa 1664) Tekenschool, ca 1658 olieverf/doek, 76,5 x 109,5, Haarlern Frans
Halsmuseum
Op 7 oktober 1646 duikt de
naam Sweerts op in een verslag van een vergadering van de Accademia di San
Luca in Rome. Hij moet de contributie ophalen van alle in Rome woonachtige
Nederlands kunstenaars, hoewel hij slechts 'aggregato' en geen lid van de
Accademia was.
Na een verblijf van ongeveer tien jaar in Rome vertrekt hij naar Brussel
om daar een tekenschool te stichten met als doel het ontwerpen van tapijten
nieuw leven in te blazen. Deze academie heeft maar kort bestaan en in 1658
probeert hij het in Amsterdam opnieuw. Dit schilderij geeft waarschijnlijk een directe
kijk op de gang van zaken in deze Amsterdamse tekenschool, waarbij Sweerts
zich ongetwijfeld baseerde op zijn Romeinse ervaringen.
Aanbiedingstekst: p. 37‑39
Bronnenbundel: p. 57‑59, (59‑62)
|
|
26.
Charles Le Brun (Parijs 1619 ‑ Parijs 1690) en Adam‑Frans van der
Meulen (Brussel 1632 ‑ Parijs 1690)
Lodewijk XIV trekt Duinkerken binnen, 1662 (detail)
Wandtapijt/gobelin, geweven op de basse‑lisse, nr 6 uit de serie
L'Histoire du Roy; wol en gouddraad, 372 x 569, Versailles, Cháteau
Na de dood van Cromwell
verkochten de Engelsen uit geldnood Duinkerken terug aan de Fransen voor drie
miljoen vijfhonderdduizend pond. Vanwege deze transactie is op dit tapijt geen
sprake van een veldslag maar van een vreedzame intocht, zij het met militair
vertoon. Lodewijk XIV wijst gezeten op een steigerend paard met zijn
veldheersstaf op Duinkerken. Hij wordt gevolgd door maarschalk Turenne (met
een hoed met bruine veren), de hertog van St. Aignon, luitenant generaal van
het Franse leger (met hoed met blauwe veren) en Monsieur, de broer van de
koning (met hoed met roze veren), die op dit detail maar gedeeltelijk
zichtbaar zijn.
Aanbiedingstekst: p. 41‑43
Bronnenbundel: p. (59‑62), 63‑68
|
|
27. Charles Le Brun (Parijs
1619 ‑ Parijs 1690)
Alexanders intocht in Babylon, ca 1664
olieverf/doek
Alexander
de Grote (356‑323 v.c.) is ongetwijfeld een van de meest fascinerende
figuren uit de antieke geschiedenis. Hij leidde op jeugdige leeftijd een
wraakveldtocht tegen de Perzen, de historische vijanden van de Grieken, en
veroverde en passant ook Egypte en Mesopotamië. De legendevorming begon al
bij zijn dood en hij bleef voor alle vorsten na hem een geweldig voorbeeld,
ook voor Lodewijk XIV die zichzelf graag zag als een nieuwe Alexander. De
iconografie van Le Bruns veldslagen was bijzonder geliefd en kreeg door
prenten die ernaar werden gemaakt grote bekendheid.
Aanbiedingstekst: p. 39‑43
Bronnenbundel: p. 59‑68
|
|
28.
Charles Le Brun [ontwerper] (Parijs
1619 ‑ Parijs 1690)
Alexander
en de Perzische koninginnen
gobelin, 490 x 720, Wenen, Kunsthistorisch Museum
Het opschrift van dit gobelin
uit de Alexanderserie luidt: Sui victoria indicat regem, de zelfoverwinning
kenmerkt de koning. Dit slaat op een mislukte liefdesgeschiedenis die ook bij
dit verhaal hoort. De middelste dochter van de Perzische koning, Statira,
beviel Alexander zo goed dat hij meteen verliefd werd. Maar zij hield van een
Perzische edelman en wilde niets van hem weten. Daarop zag Alexander van
verdere avances af.
Aanbiedingstekst: p. 39‑43
Bronnenbundel: p. 63 ‑ 68 (vooral 63‑64)
|
|
29. William Bouguereau (La Rochelle 1825 ‑ La Rochelle 1905)
De dans, 1856
olieverf/doek, 367 x 185, Parijs Musée d'Orsay
Het
schilderij werd in 1857 op de Salon gepresenteerd. Het vormde een onderdeel
van een decoratief ontwerp voor een particuliere woning.
Aanbiedingstekst: p. 57‑58.
60‑61, 101‑103
Bronnenbundel: p. 92‑94,(162‑163), 170
|
|
30. Jean‑Léon Géróme
(Vésoul 1824 ‑ Parijs 1904)
L' éminence grise, Salon 1874
olieverf/doek, 64 x 76,8, Boston, Museum of Fine Arts
in
dit vrij kleine schilderij biedt Géróme een momentopname in een bijna
fotografische stijl van de 1 7de‑eeuwse wereld van kardinaal Richelieu,
eerste minister van Frankrijk. De trap van zijn kasteel vormt de perfecte
achtergrond voor de hofhouding van een vermaard persoon. De grijze eminentie
uit de titel is de Capucijner monnik Vader Joseph die Richelieu's intieme en
machtige vertrouweling was geworden in kerkelijke aangelegenheden en
staatszaken. Zijn macht achter de schermen wekte veel jaloezie bij hoger
geplaatste hovelingen. Géróme's beeld is een snapshot van deze barokke
wereld vol intriges. De trappen worden rechts abrupt afgesneden evenals de
zuil links. Geraffineerd is de bundel
zonlicht
op de trap die van achter de beschouwer lijkt te komen. De grijze monnik loopt
verdiept in zijn brevier de trap af, omlijst door het reusachtige wapen van
Richelieu. De hovelingen knipmessen als een balletgroep die hiervoor
gerepeteerd heeft, terwijl anderen die de trappen verder opgaan verstoord
achterom kijken. Toch zitten in dit minutieus geschilderde werk verschillende
elementen die ook typerend voor Manet en de impressionisten zijn geworden: de
afsnijdingen, het realistisch kleurgebruik (in plaats van op toon schilderen),
de 'toevallige' verdeling van de figuren en de veelheid van schijnbaar
willekeurige richtingen.
Aanbiedingstekst: p. 57‑58,
60‑61, 101‑103
Bronnenbundel: p. 92‑94,(162‑163), 170
|