|
61.
Anni Albers (Berlijn 1899, woont in Amerika)
Black, white, gold, 1950
Pictorial
weaving op harde achtergrond
Aanbiedingstekst:
p. 67‑71
Bronnenbundel:
p. 109‑11
|
|
62.
Anni Albers (Berlijn 1899, woont in Amerika)
Pictorial weaving, 1959 wol,
New York, part. coll.
Aanbiedingstekst: p.
67‑71
Bronnenbundel: p. 109‑11
|
|
63.
Lenore Tawney (1925) Lekythos,1962 linnen, 127 x 81 x 4,5
Aanbiedingstekst: p.
69‑71
Bronnenbundel: p.
111‑113
|
|
64. Olga de Amaral (1932)
Four Layers Interlacing, 1966
(detail)
handgesponnen wol, 15,3 m x
3,60 m
Aanbiedingstekst: p.
69‑71
Bronnenbundel: p.
113‑114
|
|
65. Marcel Duchamp (Blainville 1887 ‑ Neuilly 1968)
Naakt dat een trap afdaalt nr.
2, 1912
Olieverf/doek, 146 x 89,
Philadelphia, Museum of Art (coll.
Louise en Walter Arensberg)
In
dit schilderij heeft Duchamp geprobeerd 'een statische weergave van beweging'
te realiseren, een streven waardoor hij verder wilde komen dan de kubisten,
aan wie hij wel het idee van het ontleden van vormen te danken had.
Aanbiedingstekst: p.
71‑74,104
Bronnenbundel: p.
114‑116,171
|
|
66.
Marcel Duchamp (Blainville 1887 ‑ Neuilly 1968)
L.H.O.O.Q.,
1919
penseel/reproductie
Mona Lisa, 19,7 x 12,1, part. coll.
De besnorde Mona Lisa kan men
zien als een voorbeeld van culturele oneerbiedigheid. Nadat Duchamp zich
allerlei gewone gebruiksvoorwerpen had toegeëigend om er zijn ready made's
van te maken, gaat het bewerken van een van de boegbeelden van de westerse
kunst, zij het in de vorm van een reproductie, een stap verder. Dit
'commentaar' op het werk van een ander is inmiddels eem geaccepteerde
kunstvorm geworden en shockeert nu veel minder dan destijds. Maar de titel
bevat ook een provocatie: als men L.H.O.O.Q. in het Frans letter voor letter
uitspreekt, levert dat de zin op: 'zij heeft een hete kont'. Mona Lisa
voorzien van mannelijke attributen verwijst indirect naar de vermeende
homoseksuele geaardheid van Leonardo da Vinci. Zelf vond Duchamp het spannend
om in performances van sekse te wisselen.
Aanbiedingstekst: p.
71‑74, 104
Bronnenbundel: p.
114‑116, 171
|
|
67.
Andy Warhol (Pittsburg Penns. 1928
‑ New York 1987)
Jackie
(The week that was), 1963
zeefdruklacrylldoek,
203,2 x 162.6, part. coll
Warhols zeefdrukken van Jackie
Kennedy na de moord op John F. Kennedy lijken een opvallende uitzondering te
vormen op zijn gebruikelijke nadruk op het publieke beeld. Het lijkt alsof
Jackie op een moment van persoonlijk verdriet gevangen is en het gaat om de
echte vrouw achter de publieke rol van First Lady. Kranten, tijdschriften en
TV hadden de begrafenis van de vermoorde president en het persoonlijk verdriet
van de familie echter tot een spectaculaire publieke ceremonie omgebogen.
Jackie Kennedy zelf had geholpen bij het plannen van de details van de
begrafenis. Haar persoonlijk verdriet werd een openbaar ritueel; haar verdriet
was niet alleen van haarzelf maar hoorde aan de natie. Warhols esthetische
manipulaties van deze beelden maakt duidelijk dat hij zich bezighield met de
nationaal bekende Jackie Kennedy, niet de privé rouwende echtgenote maar een
publiek icoon, dat al gevormd was door de media. Hij heeft elke context, zoals
het Capitool, de kist etc. uit de Jackiefotos weggehaald; er is geen juiste
chronologie van beelden. In 'The week that was 1, 1963' heeft hij bijvoorbeeld
ingezoomd op haar gezicht en het opgeblazen. Dat verhoogt de korreligheid,
waardoor de details in haar gezicht verdwijnen. Het wordt een zeer
geschematiseerde en gecodeerde uitdrukking van emotie. Ook onderwierp Warhol
de foto's aan puur esthetische variaties: hij spiegelde de beelden tot
opvallende geometrische patronen, waarbij hoofden als paren naar en van elkaar
weg geplaatst zijn. Hij benadrukt de pure beeldwaarde van deze mediabeelden
van een rouwende weduwe in haar openbare rol. Warhol ontleende het grootste
deel van de foto's voor zijn Jackieserie aan twee nummers van Life magazine
over de dood van Kennedy: het hoofdartikel 'De moord op president Kennedy' van
29 nov. 1963, en in het volgende nummer van 6 dec. 1963 'President Kennedy
wordt ter ruste gelegd', waarin de begrafenisceremonie beschreven wordt. Zoals
gebruikelijk in nieuwsmagazines werden de verslagen van de dood en de
begrafenis van ‑de president gebracht als gemakkelijk te volgen
verslagen van de gebeurtenissen. Zij brachten 'documentaire' foto's in strikt
chronologische volgorde, met een begin, een midden en een eind. Het publiek
was er van verzekerd dat zij het hele verhaal kregen. 29 november begon met
een foto van het presidentspaar, glimlachend staande voor hun vliegtuig in
Dallas; het midden bestond uit 4 bladzijden afzonderlijke filmbeeldjes uit de
Zapruderfilm genomen, de beroemde amateurvideofilm van de moord. Het einde
bevatte o.a. foto's van Lyndon B. Johnson die beëdigd wordt als president,
met Jackie Kennedy aan zijn zijde. Uit deze serie nam Warhol de foto van
Jackie Kennedy die in Dallas aankomt en de foto van haar bij Johnsons beëdiging.
Het nummer van Life van 6 december had zwart/witte en kleurenfoto's over hele
pagina's lopen, met tekst en uitleg erbij. De lezer kon de begrafenisprocessie
volgen vanaf de koepel van het Capitool, waar Kennedy lag opgebaard, dan de
trappen af van het Capitool, door de straten van Washington naar de
begraafplaats Arlington. Warhol haalde vijf foto's uit dit nummer.
Aanbiedingstekst: p.
74‑75, 108‑109
Bronnenbundel: p.
117‑122, 173‑176
|
|
68.
Andy Warhol (Pittsburg Penns. 1928 ‑ New York 1987)
Marilyn,
1967 (detail)
6
van 9 seriegrafieën, 91,5 x 91,5, Part.Coll.
De vrouwen van Warhols
zeefdrukken zijn onmiddellijk te identificeren, omdat de massamedia het
uiterlijk van sterren als Marilyn Monroe en Liz Taylor met veel succes
'typerend' hebben gemaakt. Hun 'merknaam' is een publieke identiteit met een
onmiddellijk herkenbaar gezicht. Warhol benadrukte die 'merknaamkwaliteit' van
de gezichten van de sterren door details weg te laten, omtreklijnen extra aan
te zetten, en hun uitdrukking te overdrijven. In 'Marilyn Monroe' legde hij
bijvoorbeeld de nadruk op de oppervlakkige uiterlijke kenmerken waardoor wij
de blonde ster herkennen ‑ haar, lippen, zware oogschaduw ‑ tot op
het randje van de karikatuur. Marilyns haar lijkt wel een strogele kap, scherp
omlijnd, strak gemodelleerd en plompverloren op haar voorhoofd gezet. in
vergelijkbare zin gaat in 'Liz'
Taylors rode lippenstift
rijkelijk over de omtrek van haar lippen heen en haar blauwgroene oogschaduw
lijkt op twee uitgeknipte vormen die op goed geluk over haar oogleden en
wenkbrauwen geplakt zijn. In beide portretten legde Warhol de nadruk op de
uiterlijke, fysieke kenmerken die we van deze sterren kennen. ( ... ) Warhol
overdreef het uiterlijk en de stijl van de beide sterren zelf en van de
massaal geproduceerde fotobeelden waardoor zij bekend waren. Warhols
zeefdrukken gaan daarom helemaal niet over Taylor en Monroe als reële mensen,
maar over hun publieke beeld in zijn meest zuivere vorm. Hij maakte van het
massamediabeeld een puur artistiek fenomeen. Hij haalde de
massaproductiefoto's van zijn sterren uit hun oorspronkelijke context van
kranten, tijdschriften en publiciteitsfoto's, zeefdrukte ze als enkele of
meervoudige beelden, met heldere metallickleuren geschilderd. De verschillen
tussen Warhols talloze Monroedoeken zijn gelegen in de kleur of de
korreligheid van de zeefdruken, niet in veranderingen in de emotionele
toestand van degene die hij portretteert. Warhol maakte in zijn meervoudige,
gestapelde Monroebeelden geen ander onderscheid dan de esthetische kenmerken
van de beeldvorm. Alle twintig beelden van Monroe in 'Marilyn Monroe' zijn
gebaseerd op dezelfde foto. Ze onderscheiden zich alleen doordat sommige
gevlekt zijn, andere strepen hebben gekregen, sommige te bleek zijn en andere
te donker. Elke voorstelling van Monroe is simpelweg artistiek vernuft, want
alle uiterlijkheden zijn alleen maar het resultaat van Warhols slordige
toepassing van de zeefdruktechniek. Warhol koos psychedelische, metallic
kleuren uit die nieuw en kunstmatig waren en juist daardoor vermijden dat je
ze betrekt op menselijke emoties. Zelfs de titels van de Monroe‑ en
Taylorzeefdrukken leiden de aandacht meer naar de esthetische processen dan
naar hun persoonlijkheid: naast de naam van de ster wordt het aantal beelden
op het doek vermeld, de hoofdkleur van het werk, de maten, of de datum. Net
zomin als Warhols 'Soepblikken' niet verwezen naar de realiteit van echte
soep, sluiten Warhols doeken van Monroe de betrokkenheid op het zogenaamde
echte leven van de individuele persoon uit.
Aanbiedingstekst: p.
74‑75, 108‑109
Bronnenbundel: p.
117‑122, 173‑176
|
|
69. Christian Dotremont (Tervuren
1922 ‑ Buizingen 1979)
Corneille (luik 1922
Veertien improvisaties, 1949
gouache, eik 16 x 13, Parijs,
part. colt.
Uit
een brief van Corneille aan Constant: 'Vlekken die ik op het papier gemaakt
had, staan aan de oorsprong van een met de hand geschreven tekst van Dotremont'.
Aanbiedingstekst: p.
32‑33, 75‑77, 106‑107
Bronnenbundel: p. 47‑48,
122‑126, 171‑173
|
|
70. Constant Nieuwenhuys
(Amsterdam 1920)
Het laddertje, 1949
Olieverf/doek, 90 x 75, Den
Haag, Gemeentemuseum
Aanbiedingstekst: p.
75‑77
Bronnenbundel: p.
122‑126
|