CSE tehatex VWO 2009 
  2.- Primitivisme
 

De manier waarop in de 19de en de 20ste eeuw in tentoonstellingen en verzamelingen niet-westerse culturen ge(re)presenteerd zijn. De aantrekkingskracht van primitieve kunstuitingen, zoals kinderkunst, ‘outsider’kunst en voorwerpen uit niet-westerse culturen op westerse kunstenaars in de 19de en in de 20ste eeuw en de hang naar oorspronkelijkheid.

  Presentatie niet-westerse culturen in tentoonstellingen en verzamelingen
2.1.- Europese machthebbers wierpen zich al snel op als collectioneurs van deze voor Europese ogen nieuwe en bizarre spullen. In 1519 al stuurde Cortès een grote verzameling Indiaanse voorwerpen naar Karel V. De voorwerpen werden in Brussel tentoongesteld, waar Albrecht Dürer een van de weinigen was die echte bewondering voor de objecten uitte.
2.2.- Sinds de grote Europese ontdekkingsreizen uit de 16e, 17e en 18e eeuw waren de meegebrachte reisherinneringen veelal terechtgekomen in de rariteitenkamers en kabinetten van zeldzaamheden van de groten der aarde uit die dagen. Als voorwerpen zonder enige informatie over hun oorspronkelijke functie.
2.3.- De Duitse ethnoloog Leo Frobenius ondernam begin 20ste eeuw in totaal 12 expedities naar Afrika. Hij voorzag de volkenkundige musea van Berlijn, Hamburg en Leipzig ruimschoots van kunst- en gebruiksvoorwerpen uit het Afrikaanse continent.
2.4.- Begin deze eeuw begon mevrouw Helène Kroller­Müller met haar kunstcollectie, waarin vooral de toenmalige moderne Franse schilderkunst het accent kreeg. Zij verzamelde ook oude en buiten Europese kunst.
2.5.- De eerste collecties van het voormalige ''Museum voor Land- en Volkenkunde'' te Rotterdam, dat in 1884 voor het publiek openging, waren door vele particulieren samengebracht.
2.6.- De bakermat van het Afrika museum in Berg en Dal is de Congregatie van de Heilige Geest. De paters van deze Congregatie bedreven in vele gebieden in Afrika de zielzorg en verzamelden daar uit hoofde van hun beroep de voorwerpen die ze er aantroffen. De bedoeling was eigenlijk om thuis te laten zien welke heidense voorwerpen in Afrika gebruikt werden.
  1900- 1950  Kunstenaars in Parijs:
2.7.- In het begin van de 20ste eeuw  was negerkunst voor rariteitenverzamelaars iets heel bekends, maar voor kunstenaars niet. In ieder geval was Matisse de eerste die beïnvloed werd, niet zozeer in zijn schilderkunst als wel in zijn beeldhouwwerk, door de Afrikaanse beelden en het was Matisse, die Picasso's aandacht erop vestigde. 
2.8.- Picasso was degene die deze revolutie voorbereidde en inleidde met zijn grote schilderij ‘Les Demoiselles d’Avignon’ uit 1907, dat van doorslaggevende betekenis is geweest voor de ontwikkeling van de kunst.
  Amedeo Modigliani
2.10.- Constantin Brancusi was op zoek naar verheven innerlijke eenvoud, waarbij hij de wezenlijke waarden van het leven in vorm probeerde te vatten.
2.11.- Toen Henri Mattisse de eerste keer naar Marokko vertrok in 1911 was hij al enigszins met de Oriënt vertrouwd: schilderijen van zijn leraar Gustave Moreau en van Delacroix hadden zijn belangstelling al gewekt.
  Duits Expressionisme:
2.13.- Kirchner had de primitieve kunst ‘ontdekt’ in het Volkenkundig Museum van Dresden in dezelfde tijd dat de fauvisten in Parijs negersculptuur gingen verzamelen. Kirchner maakte van de beelden en voorwerpen die hij in het museum van Dresden zag vele tekeningen, die hem waarschijnlijk als voorbeelden hebben gediend.
2.14.- In München ontstond de groep de ‘Blaue Reiter’, die meer op het Franse vormgevoel gericht was en minder op de Duitse romantische traditie. De aandacht voor het geestelijke aspect ging sterk de richting van de mystiek op, onder invloed van een aantal Russische emigranten, onder wie Kandinsky en Jawlensky.
  Nederlands Expressionisme:
2.15.- Armand Bouten was een reislustige kunstenaar. Samen met zijn vrouw en medekunstenaar Hanny Korevaar reisde hij in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw door heel Europa om te schilderen. Zijn vroege kubistisch-expressionistische stijl verandert vanaf zijn eerste reis naar Zuid-Europa: felle kleuren en krachtige contouren doen hun intrede in het werk.

2.16.- Anton Rooskens vestigde zich in 1935 in Amsterdam. Als schilder was hij autodidact. In het werk dat hij in de dertiger jaren maakte - voornamelijk landschappen - was de invloed van Van Gogh overheersend.

  1935- +1960  Abstract Expressionisme

2.17.- Kontakten in Parijs met de Deense schilder Asger Jorn en de Belgische schrijver Christan Dotremont leidden in november ‘48 tot de oprichting van de ‘Cobra’ beweging (Cobra stond voor: Copenhagen-Bruxelles-Amsterdam).

  Vanaf 2e helft 20ste eeuw  Neo Expressionisme in Duitsland:
2.18.- Ook op het einde van de 20ste eeuw zijn er kunstenaars, die Afrikaanse sculpturen verzamelen. De Duitse kunstenaar Georg Baselitz is er een van.  
  A.R. Penck
  Neo Expressionisme in Nederland:
2.20.- Peter Klashorst is oprichter en leider van het roemruchte schilderscollectief AFTER-NATURE (bestaande uit Peter Klashorst, Bart Domburg, De gebroeders Donker (Aad, Gijs en Justus, Ernst Voss en Jurriaan van Hall),