Gillotage
|
Proces om van een tekening met lithografisch krijt een hoogdrukvorm te maken. De tekening wordt gemaakt, of overgedrukt op een zinken plaat. Daarna wordt de plaat bestrooid met harspoeder dat alleen hecht op het vet van de tekening. Bij het bijten wordt de tekening door het harspoeder afgeschermd, zodat de lijnen hoog komen te staan. Ca. 1850 kreeg Firmin Gillot patent op dit procédé dat echter niet lang toegepast werd.
|
Graficus
|
Kunstenaar die prenten maakt.
|
Grafiek
|
Prentkunst. Ook gebruikt als verzamelnaam voor prenten.
|
Gravure
|
Oudste type diepdruk. Afdruk van een plaat met lijnen die direct gestoken zijn in de plaat. Die is meestal van koper, in de 19e eeuw ook wel staal. De graveur begint met dunne krasjes die telkens wat verdiept worden. Hij steekt daarvoor met de burijn van zich af. Zo ontstaan lijnen met een spits begin, kenmerk van de gravure. De plaat rust op een met zand gevuld leren kussentje, zodat de graveur de plaat kan draaien. De braam wordt met schraap- en polijststaal weggehaald om de lijn scherp te houden. Arceringen en kruisarceringen zijn de nadelen om halftonen en schaduwen aan te brengen. Van een gravure zijn ca. 300 goede en 300 redelijke afdrukken te maken. Goudsmeden waren de eerste graveurs. De vroegst gedateerde gravure werd gemaakt in 1446 en is waarschijnlijk Duits.
|
Grein
|
Korrel of korrelig oppervlak. Toegepast bij o.a. aquatint en lithografie.
|
Greinen
|
Meestal het bewerken van het oppervlak van een lithosteen tot het de structuur van fijn schuurpapier heeft. Bij het greinen wordt met een greinschijf of een glazen loper fijn zilverzand of carborundumpoeder over de steen gewreven.
|
Greinschijf
|
Ronde schijf van glas of steen met een excentrische handgreep. Bij het greinen wordt de schijf over de lithosteen gedraaid. Door gaten in de schijf kan poeder worden toegevoegd.
|
Guts
|
Hol beiteltje. Gebruikt bij de hout- en linoleumsnede.
|