KUA: Burgerlijke cultuur van Nederland in de 17de eeuw 

Invalshoek 3.3: Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht

[invalshoek 1]  [invalshoek 2]  [invalshoek 3]  [invalshoek 4]  [invalshoek 5]  [invalshoek 6]

3.3.0.- In principe was het kunstenaarschap in de zeventiende eeuw een van de weinige mogelijkheden om snel op de maatschappelijke ladder te stijgen. Het lichtend voorbeeld van de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens.[Lees verder........]

3.3.0.1.- Met de grootschalige decoratie van de Oranjezaal zal Amalia van Solms bewust hebben willen wedijveren met andere vorstenhuizen. 

De westwand van de Oranjezaal

De zuidwand van de Oranjezaal

De noordwand van de Oranjezaal

De oostwand van de Oranjezaal

Opdracht 3.3.A.- De schilderkunst in de 17de eeuw/Huis ten Bosch
3.3.0.2.- In 1640 nam het Amsterdamse stadsbestuur het besluit tot een nieuw stadhuis en kort voor of in het jaar 1647 maakten burgemeesters en vroedschap, na de nodige aarzelingen en vertragingen, bekend dat zij uit de verschillende ingezonden ontwerpen gekozen hadden voor dat van Jacob van Campen. [Lees verder..........]

Opdracht 3.3.D.- Het stadhuis/paleis op de Dam

Opdracht 3.3.E.- Het stadhuis/paleis op de Dam/De Burgerzaal

Opdracht 3.3.F.- Het stadhuis/paleis op de Dam/Beeldhouwwerk Galerijen

Opdracht 3.3.G.- Het stadhuis/paleis op de Dam/Exterieur

Opdracht 3.3.H.- Het stadhuis/paleis op de Dam/Raadszaal

3.3.1.- Schutterijen en Rederijkers. De nationale beschaving van onze zeventiende eeuw is ontstaan in de stedelijke samenleving. Opvallend is het dat er bij de kunstbeoefening weinig verschil bestond tussen de ‘gestudeerde beroepen’ (rechtsgeleerden,  geneesheren,  predikanten) en de ‘niet gestudeerden’ (handelaars bijvoorbeeld). [Lees verder.....]

Opdracht 3.3.C.- De schilderkunst in de 17de eeuw/Liederlijke braspartijen

3.3.2.- De betekenis van stillevens. Geleidelijk aan is de symbolische beeldtaal van de zeventiende-eeuwse kunst aan slijtage onderhevig geraakt. Soms zelfs voor het grootste deel onbegrijpelijk geworden. Kunsthistorici hebben de taak die oude betekenissen weer op te duiken (Iconografie).  Lees verder.....]

Opdracht 3.3.J.-  De schilderkunst in de 17de eeuw/Een schelpenverzameling

3.3.4.- Hals behoorde tot dezelfde generatie als Rubens. Zijn ouders hadden de Zuidelijke Nederlanden verlaten, omdat zij Protestanten waren en hadden zich in de welvarende stad Haarlem gevestigd. Wij weten weinig over het leven van Hals, behalve dat hij vaak geld schuldig was aan zijn bakker of zijn schoenmaker. [Lees verder.....]

3.3.8.- Hoe werkte Jan Steen? Hoe was zijn atelier georganiseerd? Voor een zo exact mogelijk antwoord zouden de meer dan vierhonderd schilderijen die over zijn door een researchproject moeten worden onderzocht.[Lees verder.....]

 

3.3.9.- De belangrijkste trekpleister voor 16de en 17e eeuwse kunstenaars was Italië. Aanvankelijk vanwege de opgravingen van Griekse en Romeinse oudheden, maar al gauw werd de kunst van de Italiaanse renaissance-schilders, die in de oudheid hun inspiratie vonden, een reisdoel op zichzelf [Lees verder.....]
3.3.10.- Van gezel tot hofschilder  De tocht naar het zuiden duurde vaak vele maanden en het afscheid viel velen zwaan Maar het verlangen om te gaan was té groot schreef Van Mander in een gedichtje voor zijn ouders vlak voor zijn vertrek in 1573. [Lees verder.....]
3.3.11.- Het zuidelijk zonlicht Een stel Utrechtse schilders volgde de moderne stijl van Caravaggio na, wiens clair-obscur en de realistische vormgeving het voornaamste kenmerk werd van deze 'Utrechtse Caravaggisten'. [Lees verder.....]

 

3.3.12.- Een vaas met lelietjes-van-dalen, een enkele lelie, een takje rozemarijn, de betekenis van dit soort bloemmotieven op schilderijen heeft een lange traditie die ver voor de 17de eeuw begint. [Lees verder...........]
3.3.13.- Het is welbekend dat onze zeventiende eeuw aan haar waardering voor de eigen schilderkunst betrekkelijk weinig uitdrukking heeft gegeven, en waar zij het deed, naar onze mening doorgaans weinig raak of treffend.  [Lees verder.....]
3.3.14.- De opleiding tot kunstenaar; oefening baart kunst. [Lees verder.............]
3.3.15.- Wat Vasari enkele decennia eerder was voor Italië, was Karel van Mander aan het prille begin van de Gouden Eeuw voor Nederland. Van Mander (1548-1606) is nu vooral bekend als de eerste Nederlandse kunsthistoricus en als schrijver van het Schilder-Boeck [Lees verder.......]

Opdracht 3.3.B.- De schilderkunst in de 17de eeuw/Het Oordeel van Paris

3.3.16.- Maarten van Heemskerck vertrok in 1532 naar Rome, gestimuleerd door het voorbeeld van Jan van Scorel, in wiens Haarlemse atelier hij enige jaren had gewerkt. [Lees verder.............]
3.3.3.- Die schilders van het Protestantse Holland, die neiging noch talent hadden voor het portretschilderen, moesten het wel opgeven in hoofdzaak op bestellingen te rekenen. Anders dan bij de kunstenaars van de Middeleeuwen of de Renaissance, moesten zij eerst op goed geluk, bij voorbaat hun stukken schilderen en dan zien er kopers voor te vinden. [Lees verder.....]
3.3.5.- Een van de eersten van deze ontdekkers was Jan van Goyen (1596-1656) uit Den Haag, die ongeveer tot dezelfde generatie behoorde als de landschapschilder Claude Lorrain   [Lees verder.....]
3.3.17.- Hendrick Vroom was de eerste kunstenaar die zich specialiseerde in het zeestuk. Dit nieuwe onderwerp in de schilderkunst ontstond ongeveer tegelijk met de ontwikkeling van de Noordelijke Nederlanden tot een onafhankelijke zeemacht [Lees verder...]
3.3.18.- In plaats van de heersers op zee ziet men op deze categorie zeestukken een geweldige natuur die de nietige mens herinnert aan zijn vergankelijkheid. Temidden van hoge golven en duistere luchten hellen de kleine vaartuigjes gevaarlijk ver over. Soms verschijnt uit de diepte een reusachtig monster. [Lees verder......]
3.3.19.- Het wemelt van de erotische bijbedoelingen in de zeventiende-eeuwse genre tafereeltjes - schilderijen met schijnbaar alledaagse voorstellingen, die heel wat meer boodschappen blijken te verbergen.[Lees verder.......]
3.3.20.- Om in de zeventiende eeuw een goede schilder te kunnen zijn moest je verstand hebben van álles. Licht, perspectief, anatomie, mythologie, poëzie, sterrenkunde, geschiedenis. En zelfs van de snotolf, de kwabaal en de brasem.[Lees verder................]

 

3.3.21.- Tot ongeveer de 18de eeuw werden alle verschillende kunstvormen gepresenteerd in een Wunderkammer. Bij collectiepresentaties stond van alles bij en door elkaar, conform het renaissancistische, universele wereldbeeld: rare snuisterijen uit de koloniën stonden naast beeldhouwwerken, giften van bevriende mogendheden hingen naast geschilderde portretten, en technische apparatuur werd naast pentekeningen opgesteld. [Lees verder......]
3.3.22.- In andere West Europese landen waren verzamelaars de keizer, de koning, de hertog, graaf en bisschop. In de Noordelijke Nederlanden waren die niet aanwezig. Er waren wel verzamelingen. [Lees verder...]

Opdracht 3.3.K.- De Kunst Caemer van Rembrandt

[invalshoek 1]  [invalshoek 2]  [invalshoek 3]  [invalshoek 4]  [invalshoek 5]  [invalshoek 6]


Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.

16-12-2014